HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1. Deze wet is van toepassing op de instellingen van openbaar nut, die afhangen hetzij van de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, hetzij van de Minister van Sociale Voorzorg, en die hierna opgesomd worden:
- de Kruispuntbank van de sociale zekerheid; (1)
- de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
- het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers;
- de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden; (2)
- de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers;
- de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening;
- het Rijksfonds voor verzekering tegen ziekte en invaliditeit;
- de Hulpkas voor verzekering tegen ziekte en invaliditeit; (3)
- de Rijkskas voor jaarlijks verlof; (4)
- (....) ; (5)
- het Fonds voor beroepsziekten; (6)
- (...); (7)
- het Fonds voor Arbeidsongevallen; (8)
- de Kas der Geneeskundige verzorging van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen; (9)
- de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid. (10)
HOOFDSTUK II - DE BEHEERSORGANEN
AFDELING I - HET BEHEERSCOMITE
Art. 2. De bij het eerste artikel bedoelde instellingen worden beheerd door een beheerscomité, dat samengesteld is uit:
1° een voorzitter;
2° een gelijk aantal vertegenwoordigers van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties, die alleen stemgerechtigd zijn.
Het ledenaantal van het beheerscomité van elke instelling wordt door de Koning vastgesteld, na advies van de werkgevers- en werknemersorganisaties, die verzocht zijn kandidaten voor te dragen.
Art. 3. De Koning benoemt de leden van het beheerscomité van elke instelling en de leden van het beheerscomité van de sociale zekerheid, bedoeld in artikel 4ter, tweede lid, 2° op lijsten van twee kandidaten voorgedragen door de representatieve organisaties van de werkgevers en van de werknemers. (11)
Om lid te zijn moet men Belg en ten minste 25 jaar oud zijn.
Art. 3bis. In afwijking van de artikelen 2 en 3 van deze wet is het Beheerscomité van de Kas der geneeskundige verzorging van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen samengesteld uit een voorzitter, tien werkende leden en tien plaatsvervangende leden. De leden worden benoemd door de Koning overeenkomstig de bepalingen van toepassing voor de aanwijzing van de leden van het Nationaal Paritair Comité voor de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen. Alleen de leden zijn stemgerechtigd. (12)
Art. 4. Het Beheerscomité van het Rijksfonds voor verzekering tegen ziekte en invaliditeit bestaat daarenboven uit vertegenwoordigers van andere bij het beheer van de instelling betrokken organisaties.
Zij zijn ook stemgerechtigd.
De Koning wijst de als dusdanig beschouwde organisaties aan, stelt het aantal van hun vertegenwoordigers vast en benoemt deze op lijsten van twee kandidaten, die door deze organisaties voorgedragen zijn.
Art. 4bis. Het Beheerscomité van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid is samengesteld uit:
1° een voorzitter;
2° een gelijk aantal vertegenwoordigers van de meest representatieve werkgeversorganisaties en de meest representatieve organisaties van zelfstandigen enerzijds en van de meest representatieve werknemersorganisaties anderzijds;
3° een aantal vertegenwoordigers van het nationaal intermutualistisch college en van de openbare instellingen van sociale zekerheid, gelijk aan de helft van het aantal leden vermeld in 2°.
De vertegenwoordigers vermeld in het eerste lid, 2°, zijn stemgerechtigd. De vertegenwoordigers vermeld in het eerste lid, 3°, hebben een raadgevende stem. De vertegenwoordigers van het nationaal intermutualistisch college zijn echter stemgerechtigd voor de materies die hen rechtstreeks of onrechtstreeks aanbelangen. Voor beslissingen over deze materies is een meerderheid van twee derden van het aantal aanwezige stemgerechtigde leden vereist. (13)
De Voorzitter en de leden van het Beheerscomité worden door de Koning benoemd. De vertegenwoordigers van de openbare instellingen van sociale zekerheid worden voorgedragen door de Ministers die de sociale zekerheid onder hun bevoegdheden hebben.
Art. 4ter. Voor het uitvoeren van de opdracht bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid der werknemers, wordt een Beheerscomité van de sociale zekerheid ingesteld.
Dit Beheerscomité is samengesteld uit:
1° een voorzitter;
2° een gelijk aantal vertegenwoordigers van de representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties, die stemgerechtigd zijn;
3° zeven vertegenwoordigers van de overheid, waarvan één vertegenwoordiger van de minister van begroting, die stemgerechtigd zijn; (14)
4° twee vertegenwoordigers van het Nationaal Intermutualistisch College, met raadgevende stem.
De Koning benoemt de voorzitter, die de voorwaarden bedoeld in artikel 5 moet vervullen en de vertegenwoordigers van de overheid. Hij stelt na advies van de werkgevers- en werknemersorganisaties, die verzocht zijn kandidaten voor te dragen, het aantal leden vast, bedoeld in het tweede lid, 2°. De Koning benoemt ook de vertegenwoordigers van het Nationaal Intermutualistisch College, op voordracht van dit laatste.
De Koning kan voor alle leden, bedoeld in het tweede lid, plaatsvervangers benoemen.
De regeringscommissarissen aangewezen door de minister bevoegd voor Sociale Voorzorg en de minister bevoegd voor Begroting, wonen de vergaderingen van het Beheerscomité van de sociale zekerheid bij, met raadgevende stem.
Het secretariaat wordt waargenomen door de Rijksdienst voor sociale zekerheid. (15)
Art. 4quater. In afwijking van de artikelen 2 en 3 is het Beheerscomité van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers samengesteld uit :
1° een voorzitter;
2° een gelijk aantal effectieve en plaatsvervangende vertegenwoordigers van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties. Vanaf 30 juni 2014, worden twee effectieve leden van de vertegenwoordiging van de representatieve werkgeversorganisaties vervangen door twee vertegenwoordigers van de representatieve middenstandsorganisaties
met de hoedanigheid van effectieve leden;
3° effectieve en plaatsvervangende vertegenwoordigers van andere bij het beheer van de instelling betrokken organisaties;
4° effectieve en plaatsvervangende vertegenwoordigers van de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap of het Waalse Gewest bij toepassing van artikel 138 van de Grondwet, de Duitstalige
Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
De Koning bepaalt het aantal effectieve en plaatsvervangende leden voor de in het eerste lid, 2° en 3°, bedoelde categorieën van vertegenwoordigers.
De Koning benoemt de in het eerste lid, 2°, bedoelde effectieve en plaatsvervangende leden uit twee lijsten die worden voorgelegd door de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties en de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de K.M.O..
De Koning duidt de in het eerste lid, 3°, bedoelde organisaties aan en benoemt de effectieve en plaatsvervangende leden uit twee lijsten die worden voorgelegd door die organisaties.
De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, genomen in uitvoering van artikel 92ter van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, na akkoord van de gemeenschapsregeringen, het Waalse Gewest in geval van toepassing van artikel 138 van de Grondwet en van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie het aantal van de in het eerste lid, 4°, bedoelde effectieve en plaatsvervangende leden en de wijze van aanduiden ervan.
De in het eerste lid, 2° en 3°, bedoelde effectieve leden en hun plaatsvervangers bij afwezigheid van de effectieve leden zijn stemgerechtigd.
De in het eerste lid, 4°, bedoelde effectieve leden en hun plaatsvervangers bij afwezigheid van de effectieve leden, hebben tot 30 juni 2014 een raadgevende stem. De effectieve leden en hun
plaatsvervangers bij afwezigheid van de effectieve leden zijn vanaf 1 juli 2014 stemgerechtigd, behalve inzake het personeelsbeheer en het federaal statuut van dat personeel, waarvoor zij hun raadgevende stem behouden.
Art. 5. De Koning benoemt de voorzitter. Deze moet:
1° Belg zijn;
2° ten minste 30 jaar oud zijn;
3° onafhankelijk staan tegenover de organisaties die in het beheerscomité van de instelling vertegenwoordigd zijn;
4° niet onder het hiërarchisch gezag van een Minister staan.
Art. 6. Het mandaat van de voorzitter en van de leden van het beheerscomité duurt zes jaar. Het kan hernieuwd worden. Het eerste mandaat van de voorzitter en van de leden van het Beheerscomité van de Kas der geneeskundige verzorging van de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen eindigt evenwel op 30 november 1993.
Binnen drie maanden wordt in de vervanging voorzien van elk lid, dat opgehouden heeft van het beheerscomité deel uit te maken vóór de normale beëindiging van zijn mandaat. In dat geval voltooit het nieuw lid het mandaat van het lid dat hij vervangt. (16)
Dit artikel is van toepassing op het Beheerscomité van de sociale zekerheid, de vertegenwoordigers van de overheid, bedoeld in artikel 4ter, tweede lid, 3°, uitgezonderd. (17)
Art. 7. De Koning kan, op advies van het beheerscomité, in een onder deze wet vallende instelling, één of meer technische comités oprichten waarvan hij de bevoegdheden bepaalt. Deze technische comités hebben tot opdracht het beheerscomité in zijn taak voor te lichten.
Zij zijn samengesteld uit personen voorgedragen door de organisaties welke betrokken zijn bij de toepassing van de wetten en besluiten waarvan de instelling de uitvoering verzekert, of uit personen die gekozen zijn wegens hun bijzondere bevoegdheid.
De betrekkingen tussen het beheerscomité en de technische comités worden door het huishoudelijk reglement van het beheerscomité nader bepaald.
Art. 8. De Koning wijst op advies van het beheerscomité, de organisaties aan, welke gemachtigd zijn om in de technische comités vertegenwoordigd te worden.
De vertegenwoordigers van deze organisaties worden door de Koning benoemd op lijsten van twee kandidaten, welke door deze organisaties worden voorgedragen.
De Koning benoemt eveneens de personen die in de technische comités zullen zetelen wegens bijzondere bevoegdheid.
Art. 8bis. Wanneer de Koning in de schoot van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid één of meerdere Technische comités, andere dan het Algemeen coödinatiecomité of zijn werkgroepen opricht, kan Hij voorschrijven dat deze comités, zoals het Beheerscomité van de Kruispuntbank, ook zullen samengesteld worden uit leden-vertegenwoordigers van één of meer instellingen van sociale zekerheid die Hij benoemt op voorstel van deze instellingen. (18)
Art. 8ter. Bij het Beheerscomité van de sociale zekerheid wordt een comité voor advies opgericht, samengesteld uit de leidende ambtenaren van de door de Koning aangewezen openbare instellingen voor sociale zekerheid, of hun vertegenwoordigers, alsmede uit de secretaris-generaal van het ministerie van Sociale Voorzorg. De Koning kan de samenstelling van het comité voor advies aanvullen.
Het comité voor advies staat het Beheerscomité van de sociale zekerheid bij in de uitvoering van zijn opdracht.
Het comité wijst in zijn midden een voorzitter aan, overeenkomstig de bepalingen vervat in zijn huishoudelijk reglement. Het secretariaat wordt waargenomen door de Rijksdienst voor sociale zekerheid.
De Koning kan de opdracht van het comité voor advies nader bepalen. (19)
AFDELING II - DE PERSONEN BELAST MET HET DAGELIJKS BEHEER
Art. 9. De Koning benoemt de persoon die belast is met het dagelijks beheer van de instelling en zijn eventuele adjunct en bepaalt hun statuut. Wat de Kas der geneeskundige verzorging van de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen betreft, geschieden die benoemingen evenwel, op voordracht van het Beheerscomité, onder het statutaire personeel dat ter beschikking van de Kas is gesteld ter uitvoering van artikel 187 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
Het vorige lid is niet van toepassing op de openbare instellingen van sociale zekerheid bedoeld in artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. De Koning stelt, voor elk van deze instellingen, de houder van de managementfunctie die belast is met het dagelijks beheer van de instelling en zijn adjunct aan bij in Ministerraad overlegd besluit, op voorstel van de minister van wie de instelling afhangt en het Beheerscomité van de instelling. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, hun statuut en de procedure van aanstelling.
In afwijking van het vorig lid stelt de Koning voor de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden de houder van de managementfunctie die belast is met het dagelijks beheer van de instelling en zijn eventuele adjunct aan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de minister van wie de instelling afhangt en het Beheerscomité van de instelling.
Het vacant verklaren van de betrekkingen bedoeld in het eerste lid geschiedt door het Beheerscomité. (20)
Art. 10. De persoon belast met het dagelijks beheer, voert de beslissingen van het beheerscomité uit ; hij verstrekt aan dit comité alle inlichtingen en onderwerpt het alle voorstellen, die voor de werking van de instelling nuttig zijn.
Hij woont de vergaderingen van het beheerscomité bij.
Hij leidt het personeel en zorgt, onder het gezag en de controle van het beheerscomité, voor de gang van zaken.
Hij oefent de bevoegdheden uit inzake het dagelijks beheer, zoals het huishoudelijke reglement deze bepaalt.
Het beheerscomité kan hem andere bepaalde bevoegdheden overdragen.
Voor een vlottere gang van zaken kan het beheerscomité binnen de grenzen en voorwaarden die het vaststelt, de met het dagelijks beheer belaste personen machtigen een deel van de hem verleende bevoegdheden en het ondertekenen van sommige stukken en brieven over te dragen.
De persoon belast met het dagelijks beheer vertegenwoordigt de instelling in de gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen, en treedt rechtsgeldig in haar naam en voor haar rekening op, zonder dat hij zulks door een beslissing van het beheerscomité moet staven.
Hij mag nochtans, met instemming van het beheerscomité, zijn bevoegdheid om op te treden namens de instelling voor de administratieve rechtscolleges in de geschillen omtrent de rechten ontstaan uit een regeling van sociale zekerheid aan een of meer leden van het personeel overdragen.
Art. 11. De adjunct van de met het dagelijks beheer belaste persoon staat deze bij voor de uitvoering van alle hem opgedragen taken. Hij woont eveneens de vergaderingen van het beheerscomité bij.
Ingeval de met het dagelijks beheer belaste persoon verhinderd is, worden zijn bevoegdheden uitgeoefend door zijn adjunct of, bij diens ontstentenis, door een personeelslid van de instelling, dat door het beheerscomité aangewezen wordt.
Art. 12. Voor de andere dan de in artikel 10 bedoelde gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen, wordt de instelling vertegenwoordigd door de persoon die met het dagelijks beheer belast is en de voorzitter, die, gezamenlijk rechtsgeldig in haar naam en voor haar rekening optreden.
De voorzitter wordt, wanneer hij verhinderd is, door een lid van het beheerscomité vervangen, die door dit comité aangewezen wordt.
Wanneer de voorzitter, de persoon belast met het dagelijks beheer, of zijn adjunct, afwezig of verhinderd zijn, verrichten twee door het beheerscomité aangewezen leden samen de handelingen.
HOOFDSTUK III - BEVOEGDHEID EN WERKWIJZE VAN HET BEHEERSCOMITE
AFDELING I - BEVOEGDHEID VAN HET BEHEERSCOMITE
Art. 13. Onder voorbehoud van de bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, beschikt het beheerscomité over alle bevoegdheden, welke tot het beheer van de instelling nodig zijn.
Art. 14. Het kan aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid of aan de Minister van Sociale Voorzorg voorstellen doen tot wijziging van de wetten en de besluiten, met de toepassing waarvan het belast is. Indien een voorstel niet eenparig wordt aanvaard, zal het verslag aan de Minister de verschillende uitgebrachte adviezen uiteenzetten.
Het beheerscomité kan ook aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid of aan de Minister van Sociale Voorzorg adviezen doen toekomen over alle wetsvoorstellen of amendementen betreffende de wetgeving met de toepassing waarvan het belast is en die bij het parlement aanhangig zijn.
Art. 15. Behoudens in spoedeisende gevallen onderwerpt de Minister van Tewerkstelling en Arbeid of de Minister van Sociale Voorzorg aan het advies, hetzij van de Nationale Arbeidsraad, hetzij van het beheerscomité, elk voorontwerp van wet of ontwerp van organiek besluit of verordening tot wijziging van de wetten of verordeningen, met de toepassing waarvan de instelling belast is of betreffende het personeelskader en de structuur van de instelling.
Het beheerscomité geeft binnen één maand zijn advies. Op verzoek van de Minister kan deze termijn tot tien vrije dagen verminderd worden.
Indien de Minister de dringendheid inroept, brengt hij de voorzitter van het beheerscomité hiervan op de hoogte.
Art. 16. De artikelen 14 en 15 zijn niet van toepassing op het beheerscomité van de Hulpkas voor verzekering tegen ziekte en invaliditeit behoudens wat het personeelskader betreft.
Art. 17. Het beheerscomité is gehouden aan de Minister het financieringsplan te geven van elke wijziging, die het voorstelt in de bestaande wetgeving en die bijkomende financiële lasten ten gevolge heeft.
Art. 18. Met uitzondering van de persoon belast met het dagelijks beheer, zijn adjunct en, wat betreft de openbare instellingen van sociale zekerheid bedoeld in artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, de houders van de overige managementfuncties, wordt het personeel door het Beheerscomité benoemd, bevorderd en ontslagen, overeenkomstig de regelen van het statuut van het personeel.
De Koning stelt, voor elk van de openbare instellingen van sociale zekerheid bedoeld in artikel 3, § 2, van het hogervermeld koninklijk besluit van 3 april 1997, de houders van de managementfuncties, andere dan de houder van de managementfunctie die belast is met het dagelijks beheer van de instelling en zijn adjunct, aan, op voorstel van de minister van wie de instelling afhangt en het Beheerscomité van de instelling, na voordracht van de houder van de managementfunctie die belast is met het dagelijks beheer van de instelling. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, hun statuut en de procedure van aanstelling.
Bij de benoeming van het personeel wordt, zoals bepaald in artikel 9, §4, van de wet van 28 juni 1932 betreffende het gebruik der talen in bestuurszaken, een passen evenwicht in acht genomen bij het vaststellen van het getal der betrekkingen welke voor de kandidaten van elke taalgroep worden voorbehouden.
Dit artikel is niet van toepassing op het statutair personeel van de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen dat ter beschikking is gesteld van de Kas der geneeskundige verzorging van deze Maatschappij. (21)
AFDELING II - WERKWIJZE
Art. 19. Het Beheerscomité stelt zijn huishoudelijk reglement op dat inzonderheid:
1° de regelen stelt in verband met de bijeenroeping van het beheerscomité op verzoek van de minister of van zijn afgevaardigde, van de voorzitter, van de persoon belast met het dagelijks beheer van de instelling of van twee leden;
2° de regelen stelt in verband met het voorzitterschap van het beheerscomité, bij afwezigheid of belet van de voorzitter;
3° de regelen stelt in verband met het herstel van de pariteit wanneer de leden, die respectievelijk de werkgevers- en de werknemersorganisaties vertegenwoordigen, bij de stemming niet in gelijk aantal aanwezig zijn. In dit geval zal het jongste lid of zullen de jongste leden van de boventallige partij zich onthouden. In de bij artikel 4 en artikel 4quater bedoelde instellingen dient de pariteit niet te worden hersteld;
4° de aanwezigheid voorschrijft van minstens de helft van de vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties, de werknemersorganisaties en, voor het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, de vertegenwoordigers van andere bij het beheer van de instelling betrokken organisaties om geldig te beslissen en ook de regels voor de stemming in het beheerscomité;
4°/1 voor de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers per vertegenwoordigde groep de aanwezigheid voorschrijft van een meerderheid van de in artikel 4quater, eerste lid, 2°, 3° en 4°, bedoelde leden
met stemrecht; dat quorum is echter niet vereist bij de in artikel 4quater, eerste lid, 4°, bedoelde vertegenwoordigers als het gaat om beslissingen over het personeelsbeheer en het federaal statuut van het personeel.
5° vaststelt welke handelingen van dagelijks beheer zijn;
6° bepaalt welke betrekkingen tussen het beheerscomité en de technische comités dienen te worden tot stand gebracht, onder meer de eventuele vertegenwoordiging van deze laatsten op de vergaderingen van het beheerscomité, evenals de vertegenwoordiging van het beheerscomité op de vergaderingen van de technische comités;
7° regelen stelt die de technische comités in acht moeten nemen bij de uitoefening van hun bevoegdheden;
8° bepaalt onder welke voorwaarden het beheerscomité voor het onderzoek van speciale vraagstukken een beroep op bijzonder bevoegde personen kan doen;
9° voor de leden van het beheerscomité voorziet in de mogelijkheid om zich te laten bijstaan door technische raadgevers.
De beslissingen van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers worden genomen bij absolute meerderheid van stemmen van de leden die aan de stemming deelnemen. Vanaf
1 juli 2014 wordt, voor de andere materies dan het personeelsbeheer en het federaal statuut van het personeel, bovendien een beslissing altijd als verworpen beschouwd als de meerderheid van het in artikel 4quater, eerste lid, 4°, bedoelde aantal aangewezen effectieve leden ertegen stemmen. De overige modaliteiten voor de stemming worden bepaald in het huishoudelijk reglement.
Art. 19bis. Het Beheerscomité van de sociale zekerheid stelt zijn huishoudelijk reglement op, dat inzonderheid:
1° de regelen bepaalt in verband met de bijeenroeping van het Beheerscomité, op verzoek van de minister van Sociale Voorzorg of de minister van Tewerkstelling en Arbeid of de minister van Pensioenen, de voorzitter of van twee leden;
2° de regelen bepaalt in verband met het voorzitterschap van het Beheerscomité, in geval van afwezigheid of verhindering van de voorzitter;
3° de aanwezigheid voorschrijft van ten minste de helft van de vertegenwoordigers van de meest representatieve werkgeversorganisaties, van de meest representatieve werknemersorganisaties en van de vertegenwoordigers van de overheid om op geldige wijze te beraadslagen en te beslissen;
4° de wijze van stemmen bepaalt in het Beheerscomité, met dien verstande dat de voorstellen slechts kunnen worden goedgekeurd wanneer zij de meerderheid van de stemmen behalen van de leden van het beheerscomité, met inbegrip van de stemmen van alle leden bedoeld in artikel 4ter, tweede lid, 3°;
5° de betrekking bepaalt tussen het Beheerscomité en het comité voor advies, onder meer de eventuele vertegenwoordiging van de leden van laatstgenoemd Comité in het beheerscomité;
6° bepaalt onder welke voorwaarden het Beheerscomité voor het onderzoek van speciale vraagstukken een beroep kan doen op bijzonder bevoegde personen;
7° in de mogelijkheid voorziet dat de leden van het Beheerscomité zich laten bijstaan door technische raadgevers;
8° bepaalt welke handelingen behoren tot het dagelijks beheer. (22)
Art. 20. Het beheerscomité wijst onder de leden van het personeel van de instelling de persoon aan die het secretariaat van het comité waarneemt.
Art. 21. Wanneer het comité in gebreke blijft om een maatregel te treffen of een handeling te verrichten die door de wet of de verordeningen is voor geschreven, kan de Minister van wie het lichaam afhangt, zich in zijn plaats stellen na het verzocht te hebben de maatregelen te nemen of de noodzakelijke handelingen te verrichten binnen een door hem gestelde tijd, die niet minder dan acht dagen mag bedragen.
Dit geldt met name wanneer de maatregel niet kan worden genomen of de handeling niet kan worden verricht omdat de voorzitter vaststelt dat gedurende twee vergaderingen over hetzelfde punt bij de stemming geen meerderheid is bereikt.
De Minister kan de bevoegdheden van het beheerscomité uitoefenen wanneer, en voor de tijd, dat dit in de onmogelijkheid verkeert tot handelen:
1° door het feit dat de organisaties van werkgevers, van werknemers die bedoeld zijn in artikel 4 en artikel 4quater, of, wanneer het om stemgerechtigde leden gaat, die bedoeld zijn in artikel 4bis, eerste lid, 2° en 3°, regelmatig uitgenodigd om hun kandidatenlijsten voor de samenstelling van het beheerscomité voor te dragen, of, voor de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers, doordat de in artikel 4quater, eerste lid, 4°, bedoelde overheden hun vertegenwoordigers niet aanwijzen binnen de gestelde termijn hoewel ze daartoe regelmatig zijn uitgenodigd, verwaarlozen het te doen binnen de gestelde tijden;
2° wanneer, niettegenstaande regelmatige samenroeping, het beheerscomité in de onmogelijkheid is te handelen:
a) door de herhaalde afwezigheid van de meerderheid hetzij van de leden die de werkgevers, hetzij van de leden die de werknemers of eventueel van de leden die de in artikel 4, artikel 4bis, eerste lid, 2°, of
artikel 4quater bedoelde organisaties, of, voor de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers, de in artikel 4quater, eerste lid, 4°, bedoelde overheden vertegenwoordigen;
b) door de herhaalde afwezigheid van de leden die het bij artikel 4bis, eerste lid, 3°, bedoeld nationaal intermutualistisch college vertegenwoordigen, voor de materies die hen rechtstreeks of onrechtstreeks aanbelangen. (23)
De Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers ressorteert onder de federale minister belast met Sociale Zaken.
Art. 22. De Koning bepaalt de aan de voorzitters en leden van het beheerscomité en van de technische comités toe te kennen vergoedingen. Deze vergoedingen zijn ten laste van de instelling die deze personen beheren.
HOOFDSTUK IV - ALGEMENE BEPALINGEN
Art. 23. Op de artikelen 1 tot 6, 9, 18 en 21 na, treden de bepalingen van deze wet voor ieder van de in het artikel 1 genoemde instellingen in werking op de door de Koning te bepalen datum. (24)
De Koning kan in de wets- en verordeningsbepalingen tot vaststelling van het statuut der aan deze wet onderworpen instellingen de nodige wijzigingen aanbrengen om ze met deze wet te doen overeenstemmen en om eenheid in de terminologie te verzekeren. Hij stelt in een uitdrukkelijke bepaling de opheffingen vast die het gevolg zijn van deze wet.
-------------------
(1) Toegevoegd bij wet van 15.1.1990, art. 73 (B.S. 22.2.1990).
(2) Aldus gewijzigd door de Wet van 12.12.1968, art. 3 (B.S. 24.12.1968) en het KB van 19.05.1995, art. 6 (B.S. 3.8.1995), in werking getreden op 13.8.1995.
(3) Dit Fonds werd ontbonden en vervangen door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering overeenkomstig art. 6 van de Wet van 9.8.1963 (B.S. 1 en 2.11.1963). Voor de toepassing van de wet van 25.4.1963 op het R.I.Z.I.V., zie art. 7 van wet van 9.8.1963.
(4) Deze benaming werd vervangen door die van "Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie" overeenkomstig de Wet van 26.3.1970, art. 21 (B.S. 28.3.1970).
(5) De woorden "de Nationale Kas voor bedieningspensioenen" werden geschrapt door de Wet van 10.12.1981, art. 1 (B.S. 14.2.1981).
(6) Deze benaming werd vervangen door die van "Fonds voor Beroepsziekten" overeenkomstig de Wet van 24.12.1963, art. 4 (B.S. 31.12.1963) (Wetten gecoördineerd bij wet van 24.12.1963, art. 4, B.S. 31.12.1963).
(7) Aldus gewijzigd bij de Wet van 25.2.1964, art. 15 (B.S. 29.7.1964).
(8) Aldus gewijzigd bij K.B. nr. 66 van 10.11.1967, art. 3 (B.S. 14.11.1967).
(9) Toegevoegd bij de wet van 29.12.1990, art. 117 (B.S. 9.1.1991).
(10) Toegevoegd bij de wet van 21.12.1994, art. 42 (B.S. 23.12.1994), in werking getreden op 1.1.1995)
(11) Aldus gewijzigd bij wet van 21.12.1994, art. 9 (B.S. 23.12.1994).
(12) Aldus ingevoegd bij wet van 29.12.1990, art. 118 (B.S. 9.1.1990).
(13) Ingevoegd bij wet van 15.1.1990, art. 74 (B.S. 22.1.1990), en gewijzigd bij wet van 20.7.1991, art. 50 (B.S. 1.8.1991).
(14) Gewijzigd bij wet van 24.12.1999, art. 102 (B.S. 31.12.1999), in werking getreden op 10.1.2000.
(15) Ingevoegd bij wet van 30.3.1994, art. 3 (B.S. 31.3.1994); vervangen bij wet van 21.12.1994, art. 10 (B.S. 23. 12.1994).
(16) Als gewijzigd bij wet van 29.12.1990, art. 119 (B.S. 9.1.1991).
(17) Zoals aangevuld bij wet van 21.12.1994, art. 11 (B.S. 23.12.1994).
(18) Ingevoegd bij wet van 15.1.1990, art. 75 (B.S. 22.2.1990).
(19) Vervangen bij wet van 21.12.1994, art. 12 (B.S. 23.12.1994).
(20) Ingevoegd bij wet van 29.12.1990, art. 120 (B.S. 9.1.1991), vervangen bij de programmawet van 8.4.2003, art. 23 (B.S. 17.4.2003), in werking getreden op 1.2.2003.
(21) Gewijzigd bij wet van 29.12.1990, art. 121 (B.S. 9.1.1991), gewijzigd bij de programmawet van 8.4.2003, art. 24 (B.S. 17.4.2003), in werking getreden op 1.2.2003.
(22) Ingevoegd bij wet van 30.03.1994, art. 5 (B.S. 31.03.1994), vervangen bij wet van 21.12.1994, art. 13 (B.S. 23.12.1994).
(23) Aldus gewijzigd bij wet van 20.7.1991, art. 51 (B.S. 1.8.1991).
(24) Gewijzigd bij de programmawet van 8.4.2003, art. 25 (B.S. 17.4.2003), in werking getreden op 1.2.2003.
(25) Gewijzigd bij K.B. van 18.10.2004, art. 38 (B.S. 20.10.2004, Err. B.S. 9.11.2004), met ingang van 1.1.2005.
(26) Gewijzigd bij wet van 17.6.2009, art. 42 (B.S. 26.6.2009), met ingang van 1.7.2009.