§ 1. In de streken waar de bevolking zeehandel drijft moeten de ondernemers van lading, lossing en versjouwing van koopwaren in de havens, losplaatsen, stapelplaatsen en stations zich bij bijzondere kinderbijslagfondsenaansluiten.
Om toegelaten te kunnen worden, moeten die kinderbijslagfondsen de meerderheid van de in de streek gevestigde belanghebbende werkgevers als aangesloten leden tellen.
Indien die voorwaarde niet vervuld is, worden zij, ambtshalve bij koninklijk besluit ingesteld en ingericht.
Zodra een bijzonder kinderbijslagfonds is ingesteld, maken al de werkgevers voor wie zij bestaat er van rechtswege deel van uit.
De bijzondere kinderbijslagfondsen kunnen bovendien vrijwillige aangeslotenen tellen.
Bij een koninklijk besluit kan het bij dit artikel bepaald stelsel uitgebreid worden tot:
1° alle andere categorieën van werkgevers waarvan het personeel zoniet gewoonlijk, dan toch dikwijls per dag wordt aangeworven;
2° de werkgevers van de personen die dikwijls in dienst zijn van verscheidene werkgevers;
3° de ondernemers van vervoer te water.
De Koning zal, voorafgaandelijk, de beroepsverenigingen van de belanghebbende werkgevers raadplegen.
In voorkomend geval, zal een bijzonder kinderbijslagfonds verscheidene van bovenvermelde categorieën van werkgevers kunnen omvatten.
Bij ieder der krachtens dit artikel bij koninklijk besluit opgerichte bijzondere kinderbijslagfondsen zal de minister bevoegd voor Sociale Zaken een regeringscommissaris aanstellen.
De bepalingen van artikel 24, alinea's 2 tot 9, zijn van toepassing op de krachtens dit artikel bij koninklijk besluit opgerichte bijzondere kinderbijslagfondsen zowel als op de toegelaten bijzondere kinderbijslagfondsen.
De Koning zal de bevoegdheid van de bijzondere kinderbijslagfondsen, zoals ze voortvloeit uit deze wet, kunnen uitbreiden tot andere opdrachten binnen de perken van de wetgeving op de maatschappelijke zekerheid der werknemers.
Hij zal, voorafgaandelijk, hun Raad van Beheer raadplegen.
De Raad van Beheer van elk van de krachtens dit artikel opgerichte bijzondere kinderbijslagfondsen bestaat uit:
1° twaalf leden, door de Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg benoemd, van wie er zes worden gekozen onder de aangesloten werkgevers en zes onder de werknemers die worden voorgedragen op een dubbele lijst van kandidaten door de meest representatieve vakverenigingen der werknemers;
2° een voorzitter, eveneens door de Minister benoemd, en die noch aangesloten werkgever is, noch van de bij 1° bedoelde verenigingen afhangt.
De Minister benoemt in elke Raad van Beheer twee ondervoorzitters, van wie de ene onder de vertegenwoordigers van de werkgevers en de andere onder de vertegenwoordigers van de werknemers wordt gekozen. In geval van afwezigheid van de voorzitter, worden de vergaderingen beurtelings door een van de ondervoorzitters voorgezeten.
§ 2. Vanaf 1 januari 2015 zijn de ondernemers van lading, lossing en versjouwing van koopwaren in de havens, losplaatsen, stapelplaatsen en stations in de streken waar de bevolking zeehandel drijft, van rechtswege aangesloten bij het vrije kinderbijslagfonds "Mensura Kinderbijslag vzw" of zijn rechtsopvolger.
"Mensura Kinderbijslag vzw" treedt in de rechten en plichten van het bijzondere kinderbijslagfonds bedoeld in artikel 1, 1°, van het koninklijk besluit van 3 december 1930 houdende instelling en inrichting van bijzondere kassen voor gezinsvergoedingen, wat betreft de ondernemers die bij dit bijzonder fonds waren aangesloten vóór 1 januari 2015.
§ 3. Vanaf 1 januari 2015, zijn de ondernemers van binnenscheepvaart in de streken waar de bevolking zeehandel drijft, van rechtswege aangesloten bij het vrije kinderbijslagfonds "Group S - Kinderbijslag vzw" of zijn rechtsopvolger. "Group S - Kinderbijslag vzw" treedt in de rechten en plichten van het bijzondere kinderbijslagfonds bedoeld in artikel 1, 4°, van het koninklijk besluit van 3 december 1930 houdende instelling en inrichting van bijzondere kassen voor gezinsvergoedingen, wat betreft de ondernemers die bij dit bijzonder fonds aangesloten waren vóór 1 januari 2015.
De Koning wijzigt de benaming van het in het eerste lid bedoelde bijzondere kinderbijslagfonds en herstructureert zijn activiteiten wat betreft zijn resterende opdracht bedoeld in artikel 41 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. De bepalingen van § 1, negende, dertiende en veertiende lid, evenals de maatregelen genomen ter uitvoering hiervan, blijven bij wijze van overgangsmaatregel, van kracht tot aan de datum van inwerkingtreding van het door de Koning genomen besluit.