TabsTexte De betaling van de aanvullende stortingen, die door de ingevolge deze wet onderworpen werkgevers verschuldigd zijn, wordt gewaarborgd door een voorrecht dat onmiddellijk gerangschikt wordt na nummer 4ter en onder nummer 4quater van artikel 19 der wet de dato 16 december 1851 op de voorrechten en hypotheken. Ten opzichte van de werknemers die vóór 1 januari 1999 in dienst zijn getreden, blijft het laatste lid, zoals het bestond vóór de wijziging door de wet van 10.6.1998, van toepassing op de betrokken werkgevers als volgt (Wet van 10.06.1998, B.S. 15.08.1998): "De betaling van de hoofdbijdragen en van de aanvullende stortingen, die door de ingevolge deze wet onderworpen werkgevers verschuldigd zijn, wordt gewaarborgd door een voorrecht dat onmiddellijk gerangschikt wordt na nummer 4ter en onder nummer 4quater van artikel 19 der wet de dato 16 december 1851 op de voorrechten en hypotheken. " Historique De wet van 10.06.1998, art. 16 (B.S. 15.08.1998), van kracht vanaf 01.01.1999,heeft de woorden "de hoofdbijdragen en van" weggelaten. MetadataDate d'entrée en vigueur: 01/01/1999Date de promulgation: 10/06/1998Date de publication: 15/08/1998Mots clés: HOOFDELIJKE BIJDRAGE