De Rijks- en provinciebeambten die met de uitkering van de kinderbijslag, het kraamgeld en de adoptiepremie zijn belast of daaraan medewerken, alsmede de bedienden en daartoe aangestelden van de bijzondere kinderbijslagfondsen, in uitvoering van artikel 32 tot stand gebracht dienen, wanneer hun dit wordt gevraagd aan de door de minister bevoegd voor Sociale Zaken aangestelde controleurs de inlichtingen te verstrekken, welke deze nodig hebben om zich van hun opdracht te kwijten.
Dezelfde verplichting berust op de bedienden:
1° van HR Rail, van de Regie van Telegrafen en Telefonen, van het Nationaal Instituut voor radio-omroep en van de andere zelfstandige regieën;
2° van het Voorlopig Steunfonds voor Onvrijwillige Werklozen;
3° van de openbare instellingen.
Indien zij er om vragen, zullen de door de minister bevoegd voor Sociale Zaken aangestelde controleurs in staat worden gesteld zonder verplaatsing, de lijsten of registers in te zien betreffende:
a) de leden in actieve dienst of gepensioneerde leden van het personeel die, in uitvoering van deze wet, kinderbijslag, kraamgeld of een adoptiepremie genieten;
b) de leden van het gepensioneerd personeel aan wie, in uitvoering van wettelijke of reglementaire bepalingen buiten die van deze wet en van het organiek koninklijk besluit van 22 december 1938, gezinsvergoedingen worden verleend;
c) de personen die van het personeel geen deel uitmaken en aan wie, onder de bij letter b voorziene voorwaarden, gezinsvergoedingen worden toegekend.