Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
- de Minister: de Minister tot wiens bevoegdheid de Sociale Zaken behoren;
- Rijksdienst: de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers;
- Beheerscomité: het Beheerscomité van de Rijksdienst;
- samengeordende wetten: de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders;
- Wet van 10 juni 1993: de wet van 10 juni 1993 tot omzetting van sommige bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 9 december 1992;
- Fonds: het Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten bedoeld in artikel 107 van de samengeordende wetten;
- bijzonder reglement: het reglement bedoeld in artikel 107, §3, van de samengeordende wetten;
- de promotor: de persoon die het project inzake kinderopvang indient;
- werkingskosten: de bij dit besluit en het bijzonder reglement als dusdanig omschreven kosten;
- loonlast: de loonlast van het personeel dat in het kader van het project is aangeworven;
- koninklijk besluit van 25 september 1974: het koninklijk besluit van 25 september 1974 tot vaststelling wat de bewaarplaatsen voor kinderen van 0 tot 3 jaar betreft, van de wijze waarop het Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten werkt en van de regelen voor het verlenen van tegemoetkomingen, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 21 augustus 1978, 7 februari 1983, 7 december 1983, 9 februari 1987, 24 juni 1987 en 2 juli 1991;
- koninklijk besluit van 27 januari 1997: het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, §2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen.
Art. 2 § 1. De subsidies toegekend door dit koninklijk besluit zijn bestemd voor projecten voor buitenschoolse opvang van kinderen van 2,5 tot 12 jaar, de flexibele opvang van kinderen van 0 tot 12 jaar, de opvang van zieke kinderen van 0 tot 12 jaar en de noodopvang van kinderen van 0 tot 3 jaar, beantwoordend aan de kenmerken bepaald door het bijzonder reglement.
§ 2. De subsidies toegekend bij toepassing van dit koninklijk besluit mogen bestemd zijn voor projecten die exclusief de opvang verzorgen van kinderen van 0 tot 3 jaar bedoeld door het koninklijk besluit van 27 januari 1997, die qua gepresteerde activiteiten beantwoorden aan de voorwaarden bepaald in artikel 3, §1, van het koninklijk besluit van 25 september 1974.
§ 3. De toekenning van subsidies door het Fonds, volgens de bij dit koninklijk besluit en het bijzonder reglement vastgelegde regels, is beperkt tot de loonlast en tot de werkingskosten die de promotor heeft vastgelegd.
Art. 3 § 1. Het Beheerscomité beslist subsidies aan de promotoren toe te kennen. Die subsidies worden uitbetaald na vervallen termijn en op voorlegging van de in artikel 8 bedoelde stukken ter staving.
Het Beheerscomité kan voorschotten toekennen op de jaarlijkse subsidie onder de voorwaarden bepaald in het bijzonder reglement.
§ 2. Om subsidies te verkrijgen moet de promotor aan de hierna volgende voorwaarden voldoen:
- het project moet toegankelijk zijn voor kinderen van werknemers evenals kinderen van andere personen die behoren tot categorieën bepaald door het bijzonder reglement;
- de promotor moet het bewijs leveren van de aanwerving van bijkomend personeel volgens de bij het bijzonder reglement vastgelegde modaliteiten;
- het project moet aan de kwaliteiten beantwoorden om kinderen op te vangen volgens de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de terzake bevoegde instanties. Daartoe moet de promotor beschikken over een gunstig advies van de "Office de la Naissance et de l'Enfance", van "Kind en Gezin" of van de "Regierung der Deutschsprachigen Gemeinschaft";
- de promotor moet een aanvraag om controle ingediend hebben bij de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers.
Art. 4 § 1. De projecten moeten bij het Fonds ingediend worden aan de hand van een aanvraagformulier waarvan het model bepaald wordt door het Beheerscomité.
§ 2. Het aanvraagformulier moet tenminste de hierna volgende inlichtingen bevatten:
- het type kinderopvang dat voor de kinderen wordt aangeboden;
- het aantal tewerkgestelde personen en hun beroepsbekwaamheid ;
- het totale aantal opgevangen kinderen en hun leeftijd, evenals het aantal kinderen van werknemers en van andere personen die behoren tot categorieën bepaald door het bijzonder reglement;
- de raming van de kosten van het project met vermelding, enerzijds, van de raming van de loonlast en, anderzijds, van de raming de werkingskosten;
- de verschillende financieringsbronnen;
- het bedrag van de persoonlijke tegemoetkomingen van de ouders.
Art. 5 § 1. De personen tewerkgesteld in het kader van een in dit besluit bedoeld project moeten worden aangenomen bij arbeidsovereenkomst.
§ 2. Indien een subsidie wordt gevraagd om de loonkosten van de in § 1 bedoelde personen te dekken, mogen deze personen niet voltijds tewerkgesteld zijn geweest bij dezelfde werkgever tijdens de twaalf maanden voor de eerste aanvraag om tegemoetkoming van het Fonds.
De bepaling van het vorig lid is evenwel niet van toepassing voor het personeel dat de promotor heeft aangeworven in het kader van een project dat ofwel door het Tewerkstellingsfonds wordt gesubsidieerd krachtens het koninklijk besluit van 7 september 1993 houdende uitvoering van artikel 4 van de wet van 10 juni 1993, of door het Fonds krachtens de reglementering van toepassing voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 6 § 1. De subsidie van het fonds is een aanvullende financieringsbron.
De krachtens dit besluit toegekende subsidie mag, samengevoegd met eventuele andere financïële voordelen, subsidies, premies, eigen inkomsten meegerekend door en geraamd conform het bijzonder reglement, in geen geval leiden tot een financiering van het project boven 100 % van zijn kosten.
§ 2. De subsidie in de loonlasten is beperkt tot de weddeschalen en voorwaarden van toepassing voor een zelfde ambt uitgeoefend in de federale overheidsdiensten. Het Beheerscomité bepaalt echter in het bijzonder reglement een in aanmerking te nemen bezoldigingsplafond.
De subsidie in de werkingskosten is beperkt tot een percentage van de reële werkingsuitgaven bepaald door het Beheerscomité in het bijzonder reglement, zonder dat dit percentage echter de 80 % mag overschrijden.
§ 3. De werkingskosten bepaald door het bijzonder reglement omvatten met name :
- de verzekerings- en farmaceutische kosten;
- het dagelijks onderhoud van de lokalen en van het linnen;
- de kosten voor verwarming, water- en elektriciteits-voorziening, de telefoon- en bureaukosten;
- het aankopen van speelgoed en didactisch materiaal.
Art. 7. Het Beheerscomité kan een adviescommissie oprichten, belast met het onderzoek van de aanvragen om subsidies.
Art. 7bis. Als een meningsverschil wordt vastgesteld tussen het advies van de Adviescommissie bedoeld in artikel 7 en het advies bedoeld in artikel 3, §2, 3°, zal het Beheerscomité de Minister hierover informeren die dan een overleg zal organiseren volgens de modaliteiten die hij bepaalt.
Art. 8. Op het einde van het dienstjaar bezorgen de promotoren, op straffe van verval, de Rijksdienst uiterlijk op 31 januari een samenvattende staat met de arbeidsprestaties en de werkingskosten van het afgelopen dienstjaar, volgens het model vastgelegd door het Beheerscomité in het bijzonder reglement.
Art. 9. De promotoren die krachtens dit besluit subsidies ontvangen, moeten zich onderwerpen aan de controle van hun administratief en financieel beheer door de Rijksdienst.
Zij moeten eveneens alle inlichtingen verstrekken die door de Rijksdienst voor studiedoeleinden zouden gevraagd worden.
Art. 10. In geval van wanbeheer van de promotor van het project of wanneer hij de voorwaarden van dit besluit niet naleeft, kan het Beheerscomité de subsidie herzien of intrekken.
Het Beheerscomité legt in het bijzonder reglement de modaliteiten voor de terugbetaling van de subsidies vast.
Art. 11. De gezinnen die met toepassing van dit besluit gebruik maken van gesubsidieerde diensten voor kinderopvang zijn onderworpen aan de controle door de Rijksdienst onder dezelfde voorwaarden als die van de gecoördineerde wetten.
Art. 12. Het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende verklaringen te doen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen van elke aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste van de Staat zijn, is van toepassing op de verklaringen die moeten worden gedaan in verband met de in dit besluit bedoelde subsidies.
Art. 13. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997. Artikel 2, §2, heeft geen uitwerking meer op 30 juni 1997.