Artikel 1. De leeftijdsgrens van 25 jaar bepaald bij artikel 62, § 3, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, is toepasselijk volgens de in dit besluit bepaalde regelen voor het kind dat een stage maakt welke een voorwaarde is om in een openbaar ambt te kunnen worden benoemd. (1)
Art. 2. De kinderbijslag wordt over de stageperiode verleend indien het kind voor die stage geen vergoeding of loon geniet; die toekenningsperiode mag evenwel de normaal vereiste duur van de stage niet overschrijden. (2)
Art. 3. De winstgevende activiteit van het kind brengt geen schorsing van de toekenning van de kinderbijslag met zich indien ze niet meer bedraagt dan 240 uren per kwartaal.
Een winstgevende activiteit in de zin van dit besluit is elke beroepsbezigheid uitgeoefend in het kader van een dienstbetrekking of als zelfstandige met een inkomen als oogmerk.
Het ontvangen van een sociale uitkering op grond van een Belgische of buitenlandse regeling voor ziekte, invaliditeit, arbeidsongevallen of beroepsziekten, brengt geen schorsing van de toekenning van de kinderbijslag met zich als die uitkering voortvloeit uit een toegelaten winstgevende activiteit.
Het ontvangen van een sociale uitkering op grond van een Belgische of buitenlandse werkloosheidsregeling of van een loopbaanonderbrekingsuitkering bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 5, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, brengt een schorsing van de toekenning van kinderbijslag met zich. (3)
Art. 4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1969.
(...)
---------------
(1) Aldus gewijzigd bij KB van 9.7.2002, art. 4 (B.S. 20.7.2002), van kracht vanaf 1.8.2002.
(2) Aldus gewijzigd bij K.B. van 13.3.1985, art. 1 (B.S. 30.3.1985), Err. B.S. 4.5.1985), van kracht vanaf 30.3.1985.
(3) Aldus vervangen door het K.B. van 10.8.2005, art. 3 (B.S. 19.8.2005), van kracht vanaf 1.9.2005.