(...)de (...) geneesheer, op verzoek van de betrokken partijen of van de instellingen die de kinderbijslag verschuldigd is, zijn beslissing kan herzien telkens zijn goede trouw misbruikt werd of wanneer een nieuw element het rechtvaardigt.
Dit brengt mede dat de kinderbijslaginstellingen een nieuw onderzoek dienen aan te vragen wanneer blijkt dat niet alle nuttige inlichtingen die de beslissing konden beïnvloeden aan de geneesheer werden verstrekt en telkens een nieuw feit zich voordoet dat van aard is de getroffen beslissing in het gedrang te brengen; een nieuw feit kan een tewerkstelling zijn, hoe beperkt ook, maar tevens de toelating tot de werkloosheidsuitkeringen, zelfs de eenvoudige inschrijving als werkzoekende, waardoor een minder-valide zich ter beschikking van de algemene arbeidsmarkt stelt, de oproeping onder de wapens, het toekennen van vergoedingen of renten wegens arbeidsongeval of beroepsziekte.
Een tewerkstelling in een beschutte werkplaats of het genieten van sociale prestaties die uit een dergelijke tewerkstelling voortvloeien geven nochtans geen aanleiding tot herziening van een vroeger getroffen beslissing.
De betaling van de kinderbijslag moet echter onderbroken worden telkens ingevolge een nieuw feit een herziening van de beslissing van de bevoegde geneesheer wordt uitgelokt.
Bovenstaande richtlijnen wijzigen geenszins de onderrichtingen die verstrekt werden teneinde een onderbreking in de uitbetaling van de kinderbijslag te voorkomen bij de vaststelling van het voortduren van de ongeschiktheid.
Deze bepalingen worden opgeheven en vervangen door deze in CO 1373.