Tijdens de vergadering van 5 februari 1963 heeft de Commissie onderzocht:
1. of de centra voor beroepsvorming en herscholing van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening als "onderwijsin-richtingen" dienen beschouwd;
2. of de leerlingen die er leergangen volgen aanleiding kunnen geven tot de toekenning van kinderbijslag.
De Commissie heeft bevestigend geantwoord op de eerste vraag.
In verband met de tweede vraag heeft zij geoordeeld dat de leerlingen die de lessen van de centra voor beroepsvorming en -herscholing van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening regelmatig volgen, aanleiding kunnen geven tot de toekenning van de kinderbijslag voor zover de gevolgde lessen aan de voorwaarden gesteld bij de koninklijke en ministeriële besluiten genomen in uitvoering van het art. 62.
Wij herinneren er aan dat geacht wordt dat de in centra aan de minder-validen gegeven lessen aan de voorwaarden gesteld met betrekking tot de duur, beantwoorden wanneer de uurregeling werd vastgesteld in functie van de gezondheidstoestand van de leerlingen die deze lessen volgen.
De Commissie oordeelt evenwel dat de leerlingen van deze centra die hetzij werkloosheidsuitkeringen ontvangen, hetzij loondervingsvergoedingen ontvangen, door het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering toegekend als vergelding van een arbeidsongeschiktheid, geen aanleiding kunnen geven tot toekenning van kinderbijslag.
Dit advies is toepasselijk binnen de grens van de bepalingen van art. 120.