Een volledige werkloze werknemer van 60 jaar (mannen) of 55 jaar (vrouwen), die sinds meer dan een jaar wordt vergoed, kan een aanvraag om bijzonder brugpensioen (vervroegd pensioen) indienen op grond van de wet van 22 december 1977 betreffende de budgettaire voorstellen 1977-1978, en haar uitvoeringsbesluiten.
Indien nu een oudere werkloze zo een aanvraag indient, zal, overeenkomstig de onderrichting van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, de instelling belast met de betaling van de werkloosheidsvergoedingen geen modellen C.3.4. meer afleveren (onderrichting nr. 3001 vervolgnummer 78.35C d.d. 11 september 1978).
Niet de uitbetalingsinstelling doch het bevoegd gewestelijk bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening zal aan de pensioenaanvrager een enkele maal een model C.3.4 bezorgen, waarop melding wordt gemaakt van de aanvraag om brugpensioen en de datum waarop dit ingaat.
Dit houdt in dat er dus slechts één kaart C.3.4 wordt afgeleverd door het gewestelijk bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en dat het kinderbijslagfonds op grond van dit enig dokument de kinderbijslagen moet toekennen vanaf de datum waarop de aanvraag om brugpensioen ingaat tot op het ogenblik waarop de optie voor het brugpensioen effektief wordt.
Twee mogelijkheden kunnen zich nadien voordoen :
1. De aanvraag om brugpensioen wordt aanvaard
Alsdan zal het gewestelijk bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening het bevoegd kinderbijslagfonds melden dat betrokkene als werkloze wordt uitgesloten ; dit gebeurt door middel van een afschrift van het model C2.
Vermits de betrokkene als een gepensioneerde in de zin van art. 57 G.W. mag worden beschouwd, zal hem, op dat ogenblik, door het kinderbijslagfonds een type-vragenlijst model P14 ter invulling worden toegezonden.
2. De aanvraag om brugpensioen wordt geweigerd
In dergelijk geval zal het gewestelijk bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening de uitbetalingsinstelling inzake werkloosheidsuitkeringen verwittigen dat betrokkene teruggeplaatst wordt in zijn vroegere toestand van werkloze.
Op zijn beurt zal die uitbetalingsinstelling opnieuw maandelijks de gebruikelijke kaarten modellen C.3.4 afleveren en dit vanaf de maand die volgt op die tijdens welke de optie werd gedaan.
Concreet moeten de kinderbijslagfondsen, zolang zij niet in kennis werden gesteld van het feit dat de aanvraag om brugpensioen werd aanvaard of geweigerd, op basis van de door het gewestelijk bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening eenmalige afgeleverde kaart C.3.4 de betaling van de kinderbijslag verder zetten.
Slechts wanneer de aanvraag om brugpensioen wordt aanvaard, moeten de kinderbijslagfondsen de type-vragenlijst model P14 aan betrokkene toesturen of indien de aanvraag om brugpensioen wordt geweigerd de kaartjes C.3.4 eisen vanaf de maand die volgt op die tijdens welke de optie werd gedaan.