Een kinderbijslagfonds stelde ons de volgende vraag:
In de rand vermelde informatienota besluit U dat:
Men slechts als adoptant kan beschouwd worden als de gehele adoptieprocedure beëindigd is. Wanneer een van de kandidaat-adoptanten voortijdig overlijdt, kan deze nog niet als "ouder" in de zin van art. 56bis G.W. beschouwd worden, en is de verhoogde wezenbijslag dus niet verschuldigd.
In de aanhef van de nota worden echter twee begrippen gebruikt die volgens ons niet dezelfde betekenis hebben.
Enerzijds staat in de eerste paragraaf dat de kandidaat adoptant overlijdt alvorens de gehele adoptieprocedure beëindigd is. Dit veronderstelt dat de kandidaat-adoptant het inleidend verzoekschrift nog heeft doen opstellen.
Anderzijds stelt U in de derde paragraaf dat de echtgenoot zou overleden zijn vóór de datum van het inleidend verzoekschrift. In dit geval kan hij ook niet aanzien worden als kandidaat-adoptant.
In toepassing van art. 357 van het Burgerlijk Wetboek heeft de adoptie, gehomologeerd of uitgesproken bij een beslissing die overeenkomstig art. 354 B.W. is overgeschreven, haar gevolgen vanaf de dag van de adoptieakte, bedoeld bij art. 349 B.W. of van de neerlegging van het verzoekschrift bepaald bij art. 353 B.W.
Indien de echtgenoot overleden is na het inleidend verzoekschrift en de weduwe verzoekt om verderzetting van de adoptieprocedure in toepassing van art. 355 B.W., kan men spreken van een postume adoptie. Aangezien volgens art. 357 G.W. de adoptie gevolgen heeft vanaf de dag van het inleidend verzoekschrift en niet vanaf de homologatie en dit verzoekschrift nog werd ingediend door de kandidaat-adoptant (vóór zijn overlijden) kan men volgens ons stellen dat de geadopteerde vanaf dat ogenblik beschouwd wordt als een wettig kind en dat het na het overlijden dus ook als weeskind volgens art. 56bis G.W. moet beschouwd worden en dat het bijgevolg een recht op verhoogde wezenbijslag kan laten gelden.
Indien de echtgenoot reeds overleden was voor het inleidend verzoekschrift kan men niet spreken van een postume adoptie maar van een adoptie door de weduwe waarbij de naam, van de vooroverleden man wordt toegekend (toepassing van art. 358, §4 B.W.). Aangezien in dit geval de overledene de adoptieprocedure niet gestart heeft, maar wel zijn weduwe, wordt het kind geen weeskind en is er bijgevolg ook geen verhoogde wezenbijslag verschuldigd, maar dient het recht onderzocht te worden in toepassing van art. 56quater G.W.
Is het dan ook niet zo dat besluit van uw informatienota meer genuanceerd zou moeten worden en een onderscheid maken tussen een adoptie waarbij één van de kandidaat-adoptanten overlijdt in de tijdspanne tussen het inleidend verzoekschrift en de homologatie en een adoptie door iemand die op het ogenblik van het inleidend verzoekschrift reeds weduwe of weduwnaar is.
Antwoord van de directie Juridische Studiën dd. 20 oktober 1989. Ref.: E9275/Contr. (uittreksel)
De adoptie, gehomologeerd bij een beslissing die overgeschreven is in de registers van de burgerlijke stand, heeft haar gevolgen vanaf de dag van de adoptieakte of van de neerlegging van het verzoekschrift (art. 357 B.W.).
Indien de adoptant, de twee adopterende echtgenoten of één van hen overlijden na de adoptieakte of na de neerlegging van het verzoekschrift, maar voor de toezending van het beschikkend gedeelte aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, kan de rechtspleging worden voortgezet op verzoek van de geadopteerde of van de overlevende van de adopterende echtgenoten. (art. 355 B.W.)
De opmerking van het kinderbijslagfonds dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen een adoptie waarbij één van de kandidaat-adoptanten overlijdt in de loop van de procedure en een adoptie door iemand die op het ogenblik van de akte of van het verzoekschrift al weduwe of weduwnaar is, is o.i. dan ook terecht.