Het gebeurt dat een student zich na het beëindigen van een school- of academisch jaar laattijdig inschrijft in een onderwijsinstelling, terwijl het nieuwe school- of academisch jaar al begonnen is.
De vraag is of het ontbreken van het schoolbezoek tot de nieuwe inschrijving moet beschouwd worden als een ongewettigde afwezigheid in de zin van art. 7 van KB van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt, of moet men er in tegendeel van uitgaan dat het hier gaat om een einde van het recht, gevolgd door een herneming van het recht.
Ter herinnering, een ongewettigde afwezigheid leidt tot de opschorting van het recht op kinderbijslag, conform de bepalingen van MO 489 van 10 september 1990, V, punten D en E.
In dit geval kan het niet gaan om een ongewettigde afwezigheid op school, aangezien dit maar kan gebeuren indien de student reeds regelmatig is ingeschreven in een onderwijsinstelling, dus indien het ontbreken van het schoolbezoek zich voordoet in de loop van een jaar dat op een normale manier werd aangevat.
Rekening houdend met het feit dat de student het schoolbezoek heeft stopgezet, moet men er in dit geval van uitgaan dat het recht uitdooft op het eind van de vakantie in de zin van art. 48, 3de lid G.W.
Krachtens art. 48, 2de lid G.W., leidt de nieuwe inschrijving vervolgens tot de opening van een nieuw recht op basis waarvan de kinderbijslag wordt betaald vanaf de eerste dag van de maand in kwestie.