Een kinderbijslagfonds vraagt of in een bepaald geval, het recht op kinderbijslag bij toepassing van art. 56 G.W. kan worden verleend.
De heer X liep jaren geleden een arbeidsongeschiktheid op van 30% en hervatte nadien gedeeltelijk zijn beroepsactiviteiten naar aanleiding waarvan hij in 1985 het slachtoffer werd van een nieuw ongeval, dat op zichzelf een blijvende ongeschiktheidpercentage van 40% meebracht.
Attesten met vermelding van een werkonbekwaamheid van 66% kunnen niet afgeleverd worden.
De vraag is of in de gegeven omstandigheden de respectievelijke arbeidsongeschiktheden mogen worden samengeteld, ten einde zijn recht op kinderbijslag op grond van art. 56, 2 G.W. vast te stellen.
Antwoord van de directie der Juridische Studiën dd. 9 augustus 1991. Ref.: E1267/Contr. (uittreksel)
Volgens art. 56, 1, 4° G.W., moet de door een ongeval getroffen werknemer die geen uitkering geniet, ten minste 66% "arbeidsongeschikt" zijn. Het is dus belangrijk dat uit één geneeskundig onderzoek blijkt "dat betrokkene een globale ongeschiktheid van ten minste 66% bereikt".
De proportionele berekening ingeval van meervoudige ongeschiktheid, zoals voorzien in art. 2, 2°, van KB van 3 mei 1991, betreft inderdaad de op kinderbijslag rechtgevende kinderen en is hier niet van toepassing.
Volgens het RIZIV zal, ingeval van meervoudige ongeschiktheid ten gevolge van opeenvolgende aandoeningen, het laatste percentage een globaal cijfer zijn dat de verschillende aandoeningen samen evalueert. In dat geval kan dus niet meer samengeteld worden. .
Ingeval van opeenvolgende arbeidsongevallen zijn er volgens het Fonds voor Arbeidsongevallen twee mogelijkheden:
- Ofwel wordt bij de latere evaluaties ook onmiddellijk rekening gehouden met de voorgaande ongevallen,
- Ofwel gaat het toch om losstaande ongeschiktheidpercentages. In dat geval geven deze afzonderlijke ongeschiktheden recht op verschillende uitkeringen wegens arbeidsongevallen en in geen enkel geval kunnen deze afzonderlijke percentages nog opgeteld worden.
Wij zijn daarom met U van mening dat het in dit konkreet geval niet toegelaten is om de ongeschiktheden van 30% en 40% op te tellen en dat het aangewezen is dit dossier voor te leggen aan de deskundige geneesheer van de RKW.
