HOOFDSTUK 1. - Wetswijzigingen
Artikel 1. Dit hoofdstuk beoogt de omzetting in de regelgeving betreffende de kinderbijslag van de Richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, van de Richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming en van de Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten.
Art. 2. Artikel 56sexies, § 1, tweede lid, van de algemene kinderbijslagwet van 19 december 1939 (AKBW), laatst gewijzigd bij de wet van 4 april 2014 en het samenwerkingsakkoord van 17 juni 2016 wordt aangevuld met de bepaling onder 7°, 8° en 9°, luidende:
"7° die werknemer is van een derde land, bedoeld in artikel 3 van de Richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, toegelaten tot het grondgebied van een lidstaat om er een hooggekwalificeerde baan uit te oefenen;
8° die werknemer is van een derde land, bedoeld in de Richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming, die tijdelijk gedetacheerd is voor beroeps- of opleidingsdoeleinden, en die, in die hoedanigheid, houder is van een vergunning met het acroniem ICT met een duur van minstens negen maanden;
9° die onderdaan is van een derde land en toegelaten is tot een lidstaat overeenkomstig de Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten, op voorwaarde dat hij:
a) onderzoeker is en overeenkomstig artikel 22, § 2, punt b) van voornoemde Richtlijn meer dan zes maanden in België mag verblijven;
b) indien hij stagiair, vrijwilliger of au-pair is, wanneer hij geacht wordt in de betrokken lidstaat een arbeidsverhouding te zijn aangegaan, of indien hij student is, hij, overeenkomstig artikel 12, § 2, punt b) van de in hiervoor 6° bedoelde Richtlijn 2011/98 tewerkgesteld is of gedurende minstens zes maanden tewerkgesteld was en als werkzoekende is ingeschreven en hij geen deel uitmaakt van een van de categorieën derdelanders bedoeld in het voornoemde tweede lid van artikel 12, paragraaf 2, punt b)."
Art. 3. Artikel 1, zevende lid, van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag, gewijzigd bij de wet van 21 december 2013, wordt aangevuld met de bepalingen onder 7°, 8° en 9°, luidende:
"7° die werknemer is van een derde land, bedoeld in artikel 3 van de Richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, toegelaten tot het grondgebied van een lidstaat om er een hooggekwalificeerde baan uit te oefenen;
8° die werknemer is van een derde land, bedoeld in de Richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming, die tijdelijk gedetacheerd is voor beroeps- of opleidingsdoeleinden, en die, in die hoedanigheid, houder is van een vergunning met het acroniem ICT met een duur van minstens negen maanden;
9° die onderdaan is van een derde land en toegelaten is tot een lidstaat overeenkomstig de Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten, op voorwaarde dat hij:
a) onderzoeker is en overeenkomstig artikel 22, § 2, punt b) van voornoemde Richtlijn meer dan zes maanden in België mag verblijven;
b) indien hij stagiair, vrijwilliger of au-pair is, wanneer hij geacht wordt in de betrokken lidstaat een arbeidsverhouding te zijn aangegaan, of indien hij student is, hij, overeenkomstig artikel 12, § 2, punt b) van de in hiervoor 6° bedoelde Richtlijn 2011/98 tewerkgesteld is of gedurende minstens zes maanden tewerkgesteld was en als werkzoekende is ingeschreven en hij geen deel uitmaakt van een van de categorieën derdelanders bedoeld in het voornoemde tweede lid van artikel 12, paragraaf 2, punt b)."
HOOFDSTUK 2. - Inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord
Art. 4. De artikelen 1, 2 en 3 hebben uitwerking na het verschijnen in het Belgisch Staatsblad van de laatste instemmingsakte van dit samenwerkingsakkoord door de respectieve bevoegde wetgevers:
-
wanneer ze een 7° invoeren, op 19 juni 2009;
-
wanneer ze een 8° invoeren, op 28 mei 2014;
-
wanneer ze een 9° invoeren, op 22 mei 2016.