1. Context
De bijlage 57 bij de CO 949 verschafte preciseringen over de praktische regeling bij de verrekening van ten onrechte betaalde bedragen door een andere Europese lidstaat. Er werden, onder andere, verduidelijkingen gegeven inzake de aard van de bijslagen die kunnen teruggevorderd worden, de verjaring van de terugvordering en het inhoudingspercentage.
Ondertussen werd de Europese regelgeving aangepast en ook de interne Belgische wetgeving onderging wijzigingen.
Zo werden de verordeningen 1408/71 en 574/72 op 1 mei 2010 vervangen door de verordening 883/2004 en de toepassingsverordening 987/2009.
Art. 120bis AKBW werd aangepast zodat de verjaringstermijn van 5 jaar, wanneer de ten onrechte betaalde uitkeringen verkregen werden door bedrieglijke handelingen of door valse of opzettelijk onvolledige verklaringen, ingaat op de dag waarop de instelling kennis heeft van de fraude door de sociaal verzekerde. De verjaringstermijn van 1 jaar, van toepassing voor debetten A, die het gevolg zijn van een administratieve fout, werd vanaf 1 januari 2014 geschrapt, waarbij toepassing dient te worden gemaakt van artikel 17 van het Handvest van de sociaal verzekerde.
Deze dienstbrief heeft tot doel de bepalingen van de bijlage 57 bij de CO 949 te actualiseren en bundelt tevens een aantal praktische toepassingsgevallen over verrekening die ons door de kinderbijslagfondsen werden voorgelegd.
2. Aftoetsing van het verzoek aan de interne Belgische reglementering
Prestaties die ten onrechte door een orgaan van een lidstaat zijn verleend kunnen in een andere lidstaat worden teruggevorderd volgens de procedures en met de waarborgen en voorrechten die van toepassing zijn op de terugvordering van prestaties die ten onrechte zijn verleend door het overeenkomstige orgaan van laatstbedoelde lidstaat.
Het orgaan van een lidstaat die aan een persoon onverschuldigd uitkeringen heeft verstrekt kan, op de wijze en binnen de grenzen als bepaald in de door dit orgaan toegepaste wetgeving, aan het orgaan van een andere lidstaat dat verantwoordelijk is voor het betalen van uitkeringen aan de betrokkene, verzoeken om, ongeacht de tak van de sociale zekerheid in het kader waarvan de uitkeringen worden betaald, het onverschuldigde bedrag in te houden op eventuele achterstallige of lopende betalingen aan de betrokkene. Het orgaan van de laatstgenoemde lidstaat houdt het bedrag in op de wijze, onder de voorwaarden en binnen de grenzen als voor een dergelijke verrekeningsprocedure is bepaald bij de wetgeving die door dit orgaan wordt toegepast alsof het door dit orgaan zelf te veel betaalde bedragen betreft, en maakt het ingehouden bedrag over aan het orgaan dat de onverschuldigde bedragen heeft uitbetaald.
Dit betekent dat het verzoek van een andere lidstaat moet worden afgetoetst aan de bepalingen van Art. 120bis AKBW en Art. 1410 GW
- Administratieve fout
De bijlage 57 bij de CO 949 stelde nog dat de Belgische kinderbijslagregeling, inzake terugvorderingen voor een andere lidstaat, geen onderscheid maakt al naar gelang het debet zijn oorsprong vindt in een loutere onverschuldigde betaling of een administratieve fout.
Ondertussen is Art. 120bis AKBW echter grondig gewijzigd. Zo kan bij een debet A, ten gevolge van een administratieve fout, geen terugvordering meer gebeuren, tenzij de sociaal verzekerde wist of had moeten weten, dat hij geen recht (meer) had op de ontvangen gezinsbijslag.
Bij ontvangst van een verzoek tot inhouding heeft men er meestal geen zicht op of het onverschuldigd bedrag al dan niet te wijten is aan een feitelijke fout of een rechtsfout van de betaalinstelling zelf. Bij gebrek aan bijkomende gegevens is het onmogelijk uit te maken of voldaan is aan de bepalingen van Art. 120bis AKBW.
-
Goede trouw van de sociaal verzekerde
Wanneer een andere lidstaat verzoekt om een bedrag aan ten onrechte uitgekeerde gezinsbijslag te verrekenen of in te houden kan de goede trouw van de sociaal verzekerde niet beoordeeld worden zonder te weten of de betrokkene alle nuttige informatie voor zijn dossier heeft doorgestuurd aan de bevoegde instelling en of er in het dossier geen andere elementen zijn die het vermoeden van goede trouw ter discussie stellen.
-
Inhoudingspercentage
Wat de Belgische betaalinstellingen betreft zijn inhoudingen op de kinderbijslag die aan dezelfde bijslagtrekkende verschuldigd is, slechts mogelijk binnen de perken bepaald in Art. 1410, §4 GW. In principe mag hoogstens aan een inhoudingspercentage van 10% worden ingehouden op de later verschuldigde kinderbijslag, behalve als het debet een gevolg is van nalatigheid, verzuim of fraude door de sociaal verzekerde, in welke gevallen tot 100% mag worden teruggevorderd.
-
Verjaringstermijn
Een verzoek om verrekening van een andere lidstaat moet ook afgetoetst worden aan de bepalingen van Art. 120bis AKBW inzake de verjaringstermijn. De ten onrechte toegekende kinderbijslag kan namelijk slechts binnen de tijdsbepalingen van dit artikel worden teruggevorderd: de "algemene" termijn van 3 jaar te rekenen vanaf de datum waarop de uitbetaling is geschied of de termijn van 5 jaar bij fraude vanaf de dag waarop de instelling kennis heeft van het bedrog, de arglist of de bedrieglijke handelingen van de sociaal verzekerde.
Om dit te kunnen evalueren zouden de kinderbijslagfondsen door de buitenlandse instellingen geïnformeerd moeten worden over de data waarop de bijslag betaald werd en de eventuele data van stuiting van de verjaring.
Aangezien het niet haalbaar is alle relevante gegevens systematisch op te vragen bij het buitenlands orgaan, stellen we een praktische oplossing voor. Het lijkt ons aangewezen om bij ontvangst van een verzoek tot terugvordering van een andere lidstaat de volgende procedures toe te passen:
- Men gaat er ambtshalve van uit dat, aangezien het bedrag van de gezinsbijslag volgens de normen van de andere lidstaat kan worden gerecupereerd, het geen fout van die betaalinstelling zelf betreft en het kinderbijslagfonds dus kan meewerken aan de aanzuivering van het debet door verrekening en/of inhoudingen op de verschuldigde Belgische bijslag.
-
De inhoudingen gebeuren aan 10%, tenzij uit de vraag blijkt dat er sprake is van nalatigheid, verzuim of fraude in hoofde van de bijslagtrekkende.
Indien de buitenlandse instelling wenst dat aan een hoger percentage wordt ingehouden dient zij dit te motiveren en de pertinente gegevens te verstrekken. Deze worden dan afgetoetst aan de criteria van de CO 1402 en CO 1408 vooraleer in te gaan op het verzoek.
-
Als norm wordt de "algemene" verjaringstermijn van 3 jaar aangenomen, tenzij uit de vraag blijkt dat het om fraude gaat.
In geval er terugvordering wordt gevraagd over een vroegere periode dienen de relevante gegevens te worden opgevraagd en moet worden nagegaan of is voldaan aan de voorwaarden terzake in de intern Belgische wetgeving.
Voorbeeld 1
Een kinderbijslaginstelling van een andere lidstaat vraagt een bedrag in te houden aan 100% op de lopende betalingen. De terugvordering betreft de periode van januari t/m juni 2017. Er wordt geen verdere informatie verstrekt over het ontstaan van het debet.
-> Er kan worden ingegaan op het verzoek tot recuperatie, maar ambtshalve wordt slechts aan 10% ingehouden. De beslissing wordt aan de buitenlandse instelling gemotiveerd: een hoger inhoudingspercentage kan slechts indien de nodige bewijzen worden verstrekt inzake nalatigheid, verzuim of fraude van de bijslagtrekkende.
Voorbeeld 2
Een kinderbijslaginstelling van een andere lidstaat vraagt een bedrag te verrekenen dat ten onrechte werd betaald over de periode van juli 2013 t/m juni 2014.
Het schrijven bevat geen gegevens over de datum van kennisgeving van het debet of de stuiting van de verjaring. Er wordt geen melding gemaakt van frauduleuze handelingen vanwege de sociaal verzekerde.
-> Vooraleer tot terugstorting over te gaan moet worden nagevraagd wanneer het debet werd betekend en herinnerd, wanneer de onverschuldigde bedragen effectief uitbetaald werden en of er sprake is van fraude.
3. Uitkeringen die kunnen verrekend worden
De bijlage 57 bij de CO 949 bepaalde dat de Belgische kinderbijslagfondsen enkel bedragen kunnen recupereren wanneer deze uitkeringen kunnen worden ingepast in het kader van de Belgische kinderbijslagwetgeving, dat er een tegenhanger moet bestaan in de Belgische regeling.
Dit standpunt is ondertussen achterhaald.
De bijlage 2 bij de CO 1383 stelt over de terugvordering van ten onrechte betaalde gezinsbijslag voor rekening van Frankrijk het volgende:
"Ten onrechte betaalde gezinsuitkeringen moeten teruggevorderd worden. De Belgische betaalinstellingen doen binnen de perken bepaald in Art. 1410, §4 GW inhoudingen op de kinderbijslag die aan dezelfde bijslagtrekkende verschuldigd is door een Franse instelling. De onderlinge administratieve hulp gaat van de mededeling van alle dienstige informatie tot de vestiging van een recht op kinderbijslag of de terugvordering van uitvoerbare gezinsbijslag."
Het standpunt dat in deze publicatie wordt uiteengezet met betrekking tot Frankrijk is van toepassing voor alle lidstaten.
Terugvorderingen in een andere lidstaat kunnen worden erkend en ten uitvoer gelegd, binnen de grenzen en volgens de procedures waarin de wetgeving van die lidstaat voorziet.
Volgens de Belgische wetgeving zijn gezinsbijslagen niet vatbaar voor overdracht of beslag. In afwijking van deze bepaling kunnen de bijslagen die ten onrechte uitgekeerd zijn ambtshalve teruggevorderd worden van iedere latere bijslag die aan de debiteur van het onverschuldigde bedrag wordt uitgekeerd.
Bij een aanvraag vanwege een andere lidstaat tot recuperatie van een onverschuldigd betaald bedrag dient dus te worden nagegaan welke soort uitkering het betreft.
Indien de uitkering van de andere lidstaat beschouwd wordt als "gezinsbijslag" zoals gedefinieerd in Art. 1, z) VO 883/2004 en dus binnen de materiële toepassingssfeer van de verordeningen valt, kan het bedrag van deze uitkering worden verrekend of ingehouden.
Het is dezelfde redenering die gehanteerd wordt bij de bepaling van de bijslagen die moeten meegeteld worden bij de berekening van de aanvullende kinderbijslag.
Voorbeeld 3
De Nederlandse SVB verzoekt een ten onrechte betaald bedrag aan Kinderopvangtoeslag (KOT) in te houden.
-> Aangezien de Kinderopvangtoeslag als "gezinsbijslag" in het kader van de Verordeningen aangemerkt wordt kan het bedrag gerecupereerd worden door inhouding op Belgische kinderbijslag.
Voorbeeld 4
De Nederlandse SVB verzoekt een ten onrechte betaald bedrag te recupereren. Dit bedrag is samengesteld uit kinderbijslag en boetes.
-> Boetes kunnen niet als "gezinsbijslag" in het kader van de Verordeningen bestempeld worden. Het is bijgevolg niet mogelijk een opgelegde boete te verrekenen met de Belgische kinderbijslag, alleen het bedrag van de kinderbijslag kan worden teruggestort.
4. Recuperatie in hoofde van dezelfde bijslagtrekkende
Wanneer in de andere lidstaat gezinsbijslag ten onrechte werd betaald aan een andere persoon dan diegene aan wie in de Belgische regeling wordt betaald, kan in principe geen verrekening plaatsvinden.
Volgens de bijlage 57 bij de CO 949 kon wel worden overgegaan tot terugvordering in geval de andere lidstaat betaald had aan de echtgeno(o)t(e). Er werd gesteld dat de gezinsbijslag een vergoeding is die de inkomsten uit de beroepsbezigheden aanvult en zo tot het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten behoort en dat de schuld die ontstaat wanneer onverschuldigd ontvangen gezinsbijslagen moeten worden terugbetaald, dan ook een gemeenschappelijke schuld is van beide echtgenoten zodat ze elk voor het geheel kunnen worden aangesproken voor de terugbetaling.
Het Hof van Cassatie, in een arrest van 19 maart 2007, redeneerde dat, aangezien de kinderbijslag een tegemoetkoming van de sociale zekerheid is in de kosten verbonden aan de opvoeding van het kind en wordt uitbetaald aan de ouder die het kind daadwerkelijk opvoedt, de verplichting om een onverschuldigd ontvangen kinderbijslag terug te betalen geen schuld die is "aangegaan" ten behoeve van de huishouding of van de opvoeding van de kinderen. Er kan geen toepassing gemaakt worden van Art. 222, 1e lid van het BW dat stelt dat iedere schuld die door een der echtgenoten wordt aangegaan ten behoeve van de huishouding en de opvoeding van de kinderen, de andere echtgenoot hoofdelijk verbindt.
Met andere woorden, de onverschuldigde bijslag die één van de echtgenoten dient terug te betalen, kan niet beschouwd worden als een hoofdelijke schuld van beide echtgenoten en dus kan er niet teruggevorderd worden van de echtgeno(o)t(e) van de debiteur. De onverschuldigde betaalde gezinsbijslag kan dus alleen gerecupereerd worden bij de bijslagtrekkende die deze bijslag ten onrechte heeft ontvangen.
Voorbeeld 5
De Nederlandse SVB verzoekt een ten onrechte betaalde gezinsbijslag te recupereren. Dit bedrag werd betaald aan de vader. De Belgische kinderbijslag wordt aan de moeder toegekend. De ouders zijn gehuwd.
-> De intern Belgische regels moeten worden toegepast. Rekening houdende met het Cassatie-arrest kan alleen worden verrekend als het om dezelfde bijslagtrekkende gaat. Bijgevolg kan er geen gevolg worden gegeven aan de vraag.
Opgepast
In de omgekeerde situatie, waarbij een Belgisch kinderbijslagfonds een bedrag ten onrechte heeft toegekend aan één van de ouders en dit terugvraagt aan de Nederlandse kinderbijslaginstelling, die aan de andere ouder betaalt, past Nederland eveneens zijn interne regels toe, en geldt de richtlijn gegeven met de bijlage 5 bij de CO 1383.
Concreet kan dus aan Nederland een regularisatie gevraagd worden als een ondertekende verklaring is bijgevoegd waaruit blijkt dat beide ouders de regularisatie aanvaarden.
De bijlage 5 bij de CO 1383 bevestigt namelijk de toepassing van de "vroegere" procedure bij verrekening tussen echtgenoten-rechthebbenden sinds de overgang van de bevoegdheid naar de Sociale Verzekeringsbanken.
5. Inwerkingtreding
De nieuwe richtlijnen zijn onmiddellijk van toepassing.
De dossiers die op basis van vroegere, andersluidende richtlijnen werden afgehandeld dienen niet ambtshalve te worden herzien.