1. De voorwaarden om recht te hebben als schoolverlater
Om recht te hebben op kinderbijslag moet de schoolverlater ingeschreven zijn als werkzoekende bij een regionale tewerkstellingsdienst (VDAB, FOREM, ORBEM, BGDA, ADG). Het feit van de (her)inschrijving wordt u medegedeeld met de "flux A200". De inschrijving als werkzoekende is een "gekwalificeerd" gegeven. Daarentegen is de uitschrijving voorlopig nog geen "gekwalificeerd" gegeven. Het moet nog verder behandeld worden als "indicatief", dit betekent dat de inwinning van bijkomende inlichtingen noodzakelijk is.
Overeenkomstig art. 4, §4 van KB van 12 augustus 1985 wordt het recht op kinderbijslag voor de als werkzoekende ingeschreven schoolverlater geschorst, wanneer deze als gevolg van een winstgevende activiteit of een sociale uitkering maandelijks een inkomen ontvangt dat meer bedraagt dan 409,02 EUR of 16 500 BEF (index 1 juni 2001).
2. De onontbeerlijke gegevens
Om het recht op kinderbijslag voor een ingeschreven werkzoekende te vestigen zijn volgende vier gegevens onontbeerlijk:
Gegevens
|
Gegevensbronnen
|
de inschrijving als werkzoekende |
flux A200 |
passende studies hebben gevolgd om in aanmerking te komen voor werkloosheidsuitkeringen (art. 36 Werkloosheidsbesluit) |
flux A015/ gegevens gevraagd op een formulier P20/ P7 |
de tewerkstelling of de sociale uitkering |
P20/ consultatie van een databank (bv. LATG) |
het bedrag van het inkomen |
een verklaring (bv. op het formulier) |
3. Het controleformulier P20
Het controleformulier P20 is noodzakelijk om te onderzoeken of de jongere gedurende de wachttijd heeft voldaan aan de voorwaarden om recht te hebben op kinderbijslag, hoofdzakelijk de controle op het inkomen en in sommige gevallen om na te gaan of de jongere de passende studies heeft volbracht (art. 36 van het Werklosheidsbesluit). Er wordt door de Rijksdienst permanent op toegezien dat alle via het formulier opgevraagde informatie relevant is gelet op de sedert de laatste herwerking opgezette elektronische gegevensstromen of wijzigingen aan de reglementering. Via de CO 1330 van 21 mei 2001 werden geactualiseerde instructies in verband met het gebruik van het formulier P20 meegedeeld. De rijksdienst neemt zich voor deze richtlijnen elk jaar opnieuw te onderzoeken.
Aangezien er toch nog veel onduidelijkheid bestaat rond het gebruik van dit formulier P20 in de concrete context van het dossier, is het aangewezen een aantal procedures te verduidelijken.
4. De betaling en de schorsing van betaling
4.1 De procedure bij inschrijving als werkzoekende
Wordt u via "flux" meegedeeld dat de schoolverlater ingeschreven is als werkzoekende dan voorziet de geldende procedure dat u een controleformulier en het info-blad (P20a) stuurt aan de bijslagtrekkende met de vraag het formulier vrijwillig terug te zenden, wanneer één der opgesomde beletselen om nog kinderbijslag als schoolverlater te ontvangen zich voordoen. Verneemt u geen beletsel, dan stuurt u aan het einde van de 270 kalenderdagen het formulier P20, dat volledig ingevuld en ondertekend moet teruggezonden worden om de betalingen gedurende de negen verlopen maanden te staven.
4.2 De procedure bij uitschrijving als werkzoekende
Wordt via "flux" meegedeeld dat de schoolverlater uitgeschreven is in de loop van de wachttijd als werkzoekende (bv. wegens het vinden van werk) dan schorst u dadelijk de betalingen. U motiveert de schorsing aan de bijslagtrekkende en verstuurt terzelfdertijd het formulier P20 (voor zover het nog niet vrijwillig teruggestuurd werd) dat nodig is om de betalingen van de verlopen periode te rechtvaardigen. Wordt het formulier niet teruggestuurd dan blijven de betalingen geschorst tot het einde van de wachttijd.
Daarna wordt het formulier opnieuw gezonden en het moet volledig ingevuld en ondertekend teruggestuurd worden om de betalingen gedurende de verlopen maanden te valideren.
In geval het beletsel op een later ogenblik wegvalt (bv. een herinschrijving) hervat u de betalingen en volgt de instructies voorzien in 4.1.
4.3 Bijzonder geval: mededeling op het formulier P20 van een beletsel dat langer duurt dan de wachttijd
De normale procedure bestaat erin dat het recht van de schoolverlater gedurende de gehele duur van de wachttijd (270 dagen) wordt opgevolgd, wat betekent dat het kind niet wordt geschrapt uit het bestand van het fonds alvorens de wachttijd is verlopen en alle onontbeerlijke verklaringen zijn ontvangen.
In afwijking op dit principe werd met CO 1303 van 24 december 1996 toegestaan dat wanneer u in de loop van de wachttijd een beletsel verneemt via het formulier voor de verdere toekenning van de kinderbijslag waarvan d vermoedelijke duur de toekenningsperiode (270 kalenderdagen) overschrijdt, de opvolging mag stopgezet worden.
De maand in de loop waarvan het beletsel optreedt wordt nog uitbetaald ingevolge de toepassing van art. 48, 3e Kinderbijslagwet. Daarna wordt het dossier afgesloten.
Als gevolg van het afsluiten van een contract van onbepaalde duur mag met zeer grote waarschijnlijkheid worden aangenomen dat de winstgevende activiteit lager zal duren dan de wachttijd. Het is nutteloos dat dossiers nog maanden worden opgevolgd als de voorwaarden om verder recht te openen toch niet meer vervuld zijn. De circulaire legt evenwel strikte voorwaarden op inzake motivering van deze werkwijze aan de gezinnen en het geven van informatie over het opnieuw verwerven van het recht.
De vastgestelde praktijk
In heel wat gevallen heeft het Departement Controle opgemerkt dat de kinderbijslagfondsen zeer snel een "wachttijd-overschrijdend" beletsel veronderstellen en het dossier bijgevolg afsluiten. Zo is in tegenstrijd met de oorspronkelijke bedoeling stilaan de praktijk gegroeid om bij elk begin van winstgevende activiteit het dossier af te sluiten, ook in geval van een tijdelijke tewerkstelling (bv. als interim) of een tewerkstelling waarvan enkel de begindatum is meegedeeld en waarvan niet is aangegeven of ze een tijdelijke dan wel onbepaalde duur heeft, of nog wanneer het begin van de tewerkstelling is gekend maar het kinderbijslagfonds niet weet of voor alle maanden het inkomen het limietbedrag om nog recht te hebben heeft overschreden.
De kinderbijslaginstellingen gaan ervan uit dat wanneer de sociaal verzekerde goed wordt geïnformeerd, deze wel zal reageren als het beletsel niet (meer) bestaat. Vandaar dat zij hun inspanningen vooral richten op het geven van informatie.
Bezwaren van de Rijksdienst in verband met deze praktijk
Sedert 1 januari 1997 zijn de instellingen verplicht hun administratieve beslissingen (bv. de reden van stopzetting of schorsing van betaling) aan de sociaal verzekerde correct en begrijpelijk te motiveren. De verplichtingen ter zake werden meegedeeld met de circulaire van de Rijksdienst, CO 1314 van 17 april 1998. In het licht van de vereisten van het Handvest van de sociaal verzekerde wordt vastgesteld dat gelet op de wettelijke voorwaarden, de beslissingen inzake de stopzetting van de betaling ten gunste van werkzoekende schoolverlaters en de afsluiting van het dossier niet behoorlijk worden gemotiveerd.
De geschetste praktijk legt dus enerzijds een risico bij de sociaal verzekerde die gevraagd wordt zelf te reageren. Anderzijds zijn de motiveringen gebrekkig en bijgevolg in strijd met het Handvest voor de sociaal verzekerde.
5. Afsluiting van het dossier
De te volgen procedure
Met het oog op een betere sociale bescherming en een correcte naleving van het Handvest is het noodzakelijk zich te houden aan de volgende richtlijnen.
Wat de ingeschreven werkzoekende betreft kan de opvolging vóór het einde van de wachttijd worden gestaakt als aan de volgende vereisten is voldaan:
- als de duur van het beletsel gekend is en vaststaat dat het normaliter de wachttijd zal overschrijden;
- als de bijslagtrekkende verklaard heeft dat het inkomen meer bedraagt dan het limietbedrag om nog recht te hebben op kinderbijslag als schoolverlater;
- als de reden van stopzetting van betaling en de afsluiting van het dossier correct worden gemotiveerd;
- als de informatie is gegeven over de wijze waarop het recht opnieuw kan worden verkregen, wanneer het beletsel om kinderbijslag te betalen ophoudt te bestaan in de loop van de wachttijd. Daartoe kan de folder uitgewerkt door de Rijksdienst of het informatieblad van de werkgroep "formulieren" samen met de gemotiveerde beslissing worden meegestuurd.
Beantwoorden aan de voorwaarden van punt 1:
het arbeidscontract van onbepaalde duur, het arbeidscontract van bepaalde duur of elk ander beletsel waarvan de looptijd is meegedeeld en waarvan blijkt dat hij normaliter de wachttijd zal overschrijden, alsook het ontvangen van sociale uitkeringen met een permanent karakter die het limietbedrag overschrijden.
Let wel: het contract als uitzendkracht voldoet niet aan deze voorwaarden.
Zolang aan deze 4 voorwaarden niet is voldaan, moet het dossier van de schoolverlater tot het einde van de wachttijd worden opgevolgd.
Wordt het dossier correct afgesloten, dan moet het opnieuw worden geopend bij elk later bericht van inschrijving als werkzoekende, zonder initiatief van het gezin.
Voorbeeld
Op 27 oktober 2000 wordt u gemeld dat de schoolverlater uitgeschreven is als werkzoekende, wegens het vinden van werk. De betalingen worden geschorst vanaf oktober.
U motiveert de schorsing en stuurt het formulier P20. Het formulier wordt ontvangen op 5 november en het blijkt dat het kind werkt.
Het ontvangen loon wordt niet gemeld, evenmin als de duur van de tewerkstelling.
Uit een bijkomende vraag aan het gezin blijkt dat (a) het ontvangen loon te hoog is om nog kinderbijslag te ontvangen en dat (b) het contract van onbepaalde duur is. De kinderbijslag voor de maand oktober - de maand waarin het beletsel optreedt - wordt nog betaald overeenkomstig art. 48, 3e Kinderbijslagwet. De dienst motiveert de stopzetting van de betaling (loon te hoog) en geeft kennis van het afsluiten van het dossier (wegens de duur van de arbeidsovereenkomst).