Het beheerscomité van FAMIFED legt een vrij kinderbijslagfonds op een herstelplan op te maken binnen de termijn die het comité bepaalt, in de volgende gevallen :
a) wanneer het evaluatiecriterium van het administratief beheer bedoeld in artikel 7, 1°, van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 betreffende de beheersrekening en de administratieve reserve van de vrije kinderbijslagfondsen lager is dan 92,5 %;
b) wanneer de bedragen afgeboekt van het reservefonds op basis van artikel 91, § 4, 2°, 3° - voor debetten waarvan kennis gegeven is vóór 1 januari 2014 -, 6° en 8°, in de loop van een kalenderjaar hoger liggen dan 25 % van het tegoed van dit fonds in het begin van het kalenderjaar;
c) wanneer het tekort op de beheersrekening meer dan 25 % bedraagt van het tegoed van de administratieve reserve in het begin van het kalenderjaar;
d) wanneer de som van de schulden in verband met de beheersverrichtingen van het vrij kinderbijslagfonds 125 % bedraagt van de eigen middelen, inclusief provisies, van het fonds op het einde van het dienstjaar.
Als er binnen de termijn geen passend plan is, mag het beheerscomité zelf een herstelplan opleggen aan het vrije kinderbijslagfonds.
In dat geval kan het vrije kinderbijslagfonds beroep aantekenen tegen het opgelegde herstelplan bij de minister bevoegd voor Sociale Zaken binnen vijftien kalenderdagen na de kennisgeving van het herstelplan waartoe het beheerscomité besliste. Het beroep is niet opschortend. De minister neemt een beslissing binnen dertig kalenderdagen na de datum waarop beroep is aangetekend. Aan het einde van het herstelplan levert het beheerscomité van de FAMIFED een met redenen omkleed advies af aan de minister.
De erkenning kan worden ingetrokken door de Koning op voorstel van het beheerscomité van FAMIFED :
a) wanneer het evaluatiecriterium van het administratief beheer bedoeld in artikel 7, 1°, van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 betreffende de beheersrekening en de administratieve reserve van de vrije kinderbijslagfondsen gedurende drie opeenvolgende jaren lager ligt dan 90 %;
b) wanneer het tegoed van het reservefonds gedaald is met 60 % in de loop van een periode van drie jaar;
c) wanneer het tegoed van de administratieve reserve gedaald is met 60 % in de loop van een periode van drie jaar;
d) wanneer een vrij kinderbijslagfonds de machtigingsprocedure bedoeld in artikel 170 niet naleefde en de inbreuk op deze bepaling ernstig nadeel oplevert voor het financieel evenwicht van de kinderbijslagregeling;
e) wanneer de som van de schulden in verband met de beheersverrichtingen van het vrije kinderbijslagfonds 200 % uitmaakt van de eigen middelen, inclusief provisies, van het fonds op het einde van het dienstjaar;
f) wanneer een vrij kinderbijslagfonds de bepalingen van artikel 170bis niet naleefde en de inbreuk op deze bepaling ernstig nadeel oplevert voor het financieel evenwicht van de kinderbijslagregeling.
Indien de Koning in de in het vierde lid, b) en c), bedoelde gevallen niet beslist tot intrekking van de erkenning, kan het beheerscomité van FAMIFED, met het oog op het herstel van de financiële toestand van het vrije kinderbijslagfonds, het vrije kinderbijslagfonds verplichten hem, binnen een door hem gestelde termijn, een herstelplan voor te stellen. Bij gebrek aan een geschikt plan binnen de gestelde termijn kan het beheerscomité zelf een herstelplan opleggen aan het vrije kinderbijslagfonds.
In dit geval kan het vrije kinderbijslagfonds tegen het opgelegde herstelplan beroep instellen bij de minister van Sociale Zaken, binnen vijftien kalenderdagen volgend op de kennisgeving van het herstelplan door het beheerscomité van FAMIFED. Het beroep is niet opschortend. De minister neemt een beslissing binnen dertig kalenderdagen volgend op de datum van het beroep. Na afloop van het herstelplan verstrekt het beheerscomité van FAMIFED een gemotiveerd advies aan de minister.