De voorrangsgerechtigde rechthebbende bij toepassing van artikel 64 kan, indien hij van oordeel is dat het in het belang van het kind is, ermee instemmen dat een rechthebbende die overeenkomstig voormeld artikel de voorrang niet heeft, de voorrang verkrijgt voor een bepaalde of een onbepaalde duur. De voorrang kan afgestaan worden aan een rechthebbende die deel uitmaakt van het gezin van het kind, op voorwaarde dat het gaat om een ouder, een stiefouder of een persoon waarmee een ouder een feitelijk gezin vormt in de zin van artikel 56bis, § 2. Indien deze rechthebbenden, waaronder zich eventueel de voorrangsgerechtigde rechthebbende bij toepassing van artikel 64 bevindt, geen deel uitmaken van het gezin van het kind, kan de voorrang worden afgestaan aan een andere rechthebbende die deel uitmaakt van dit gezin. Herroeping is alleen mogelijk in het belang van het kind.
De in het eerste lid bedoelde wijziging van voorrang heeft uitwerking overeenkomstig artikel 64, § 3. De wijziging van voorrang heeft evenwel op het verzoek van de voorrangsgerechtigde rechthebbende bij toepassing van artikel 64 uitwerking op een vroegere datum dan de datum bepaald overeenkomstig artikel 64, § 3, op voorwaarde dat de wijziging van voorrang een hoger bedrag aan kinderbijslag tot gevolg heeft.
In afwijking van de vorige leden kan de bevoegde minister of de ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid die hij aanduidt in het belang van het kind, in individuele gevallen de voorrangsgerechtigde aanwijzen en de aanvangsdatum van het voorrangsrecht bepalen.
De bevoegde minister heeft dezelfde bevoegdheid inzake categorieën van gevallen. Hij dient dan wel vooraf het advies van het Beheerscomité van FAMIFED in te winnen.
Alle vóór 1 januari 1983 voor een bepaalbare termijn gedane afstanden van voorrang worden geacht gedaan te zijn voor onbepaalde tijd.
Alle afwijkingen van de rangorde van rechthebbenden waartoe de minister van Middenstand in individuele gevallen heeft beslist krachtens artikel 13, § 3, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, blijven van kracht voor zover de rechthebbende die werd aangewezen door artikel 13, §§ 1 en 2, van voormeld koninklijk besluit, de voorrangsgerechtigde rechthebbende blijft overeenkomstig deze wet.