Krachtens artikel 20, lid I, worden de compensatiekassen voor kinderbijslag opgericht overeenkomstig de bepalingen van de wet van 27 juni 1921 betreffende de vereniging zonder winstoogmerk.
Eensdeels wordt bij artikel 2, 5° van de wet van 27 juni 1921 betreffende de vereniging zonder winstoogmerk bepaald dat de statuten van een vereniging zonder winstoogmerk de voorwaarden moeten vermelden die vereist zijn bij het toe- en uittreden der leden; anderdeels wordt deze bepaling niet hernomen in lid 2 van artikel 20 der geordende wetten waarbij bepaald wordt dat zekere bepalingen van de wet van 27 juni 1921 niet van toepassing zijn betreffende de compensatiekassen voor kinderbijslag.
Hieruit blijkt dat de voorwaarden door de compensatiekassen voor kinderbijslag gesteld voor het uittreden van hun leden verplicht dienen voor te komen in de statuten; wanneer het gaat over leden bij de compensatiekas aangesloten bij toepassing der geordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, onverminderd artikel 38 van deze geordende wetten en, desgevallend, wanneer het gaat over leden aangesloten bij de onderlinge sectie van de compensatiekas bij toepassing van de wet van 10 juni 1937 betreffende de kinderbijslag voor niet-loonarbeiders, voor zover de uitgedrukte voorwaarden het kader van artikel 86 van het KB van 22 december 1938 te buiten gaan.
Hieruit volgt tevens dat indien dergelijke bepaling in het reglement voorkomt, ze dient beschouwd te worden als ongeldig en zonder uitwerking.
Bijgevolg ben ik met de Commissie voor kinderbijslag van oordeel dat de compensatiekassen voor kinderbijslag desgevallend hun statuten dienvolgens moeten aanpassen bij gelegenheid van hun eerstvolgende algemene vergadering door inlassing van een bepaling betreffende het uittreden der leden.
Hierdoor zullen de compensatiekassen zich laten leiden door de typetekst die hun is meegedeeld bij omzendbrief nr. 78 van 15 december 1934, gewijzigd bij onderhavige omzendbrief betreffende het punt dat er het voorwerp van uitmaakt.