Het koninklijk besluit van 16 april 2002 is verschenen in het Belgisch Staatsblad van 1 juni 2002.
Hierna vindt u alle nodige informatie voor de toepassing van dat besluit, dat onder meer de volgende bepalingen wijzigt:
- het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 dat de voorwaarden bepaalt voor als werkzoekende ingeschreven jongeren om recht te hebben op kinderbijslag,
- het koninklijk besluit van 12 april 1984 dat het begrip rechthebbende met personen ten laste definieert.
Deze wijzigingen houden in dat de begeleidingsuitkering toegekend door de werkloosheidsregeling aan jonge werkzoekenden die een opleiding volgen die hun inschakeling in de arbeidsmarkt mogelijk moet maken, niet meegeteld wordt bij de toekenning van gezinsbijslag.
1. Niet-meetellen van de begeleidingsuitkering betaald aan rechtgevende kinderen die als werkzoekende zijn ingeschreven
Voor jonge werkzoekenden (art. 62, § 5 KBW) staat het ontvangen van een uitkering uit de werkloosheidsregeling het recht op kinderbijslag in de weg (art. 4, § 5 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1985).
Op die algemene regel wordt nu een uitzondering gemaakt voor de begeleidingsuitkering, die het recht op kinderbijslag in de toekenningsperiode niet in de weg kan staan.
2. Niet-meetellen van de begeleidingsuitkering betaald aan de rechthebbende, aan diens (huwelijks)partner of aan de gescheiden levende bijslagtrekkende
Of een sociale toeslag betaald wordt is met name afhankelijk van het bedrag van de vervangingsinkomsten van de rechthebbende, van diens met hem samenwonende echtgenoot of de persoon die met hem een feitelijk gezin vormt, en van de gescheiden levende bijslagtrekkende (echtgenoot of gewezen echtgenoot).
Een begeleidingsuitkering betaald aan een van die drie personen niet meegeteld als vervangingsinkomen.
Technisch gezien is de vrijstelling van de begeleidingsuitkering een gevolg van het toevoegen van die uitkering (11°) aan de lijst van uitzonderingen in artikel 3 van het koninklijk besluit van 12 april 1984.
3. Inwerkingtreding van het besluit van 16 april 2002 en behandeling van de dossiers
De regelgeving inzake werkloosheid voorziet sinds 1 januari 1999 in de toekenning Van een begeleidingsuitkering (koninklijk besluit van 8 december 1998 betreffende de toekenning van een begeleidingsuitkering aan jongeren die een intensieve opleiding volgen met uitzicht op een baan).
Daarom heeft het koninklijk besluit van 16 april 2002 terugwerking tot 1 januari 1999.
Rekening houdend met de datums voor de controle van ten eerste het recht op kinderbijslag voor werkzoekenden en ten tweede het recht op de sociale toeslag voor rechthebbenden met personen ten laste, moet het nieuwe koninklijk besluit voorlopig in de praktijk maar ambtshalve toegepast worden voor rechten die op de publicatiedatum ervan, namelijk 1 juni 2002, nog niet gevestigd waren.
Voor op die datum reeds gevestigde rechten moeten de dossiers, in de huidige omstandigheden, maar herzien worden op vraag van de sociaal verzekerde. Als een dergelijke aanvraag betrekking heeft op een periode in het eerste semester van 1999, wordt de verjaringstermijn (art. 120 KBW), gelet op de terugwerkende kracht van het besluit van 16 april 2002, geacht pas daadwerkelijk te beginnen lopen vanaf 1 juni 2002, de datum waarop het besluit verschenen is.
De Rijksdienst stelt daarnaast alles in het werk om van de RVA de gegevens te verkrijgen aan de hand waarvan ontvangers van een begeleidingsuitkering vanaf 1 januari 1999 geïdentificeerd kunnen worden. Zodra men over die gegevens beschikt, zullen ze meegedeeld worden aan de kinderbijslagfondsen met het oog o p de nodige ambtshalve regularisaties.
4. Elektronische fluxen
Om de dossierbeheerders in staat te stellen te beoordelen of de door de werkloosheidssector betaalde uitkering het recht op kinderbijslag zelf of op de sociale toeslag al dan niet in de weg staat, worden de elektronische berichten A011 binnenkort aangevuld met een code.
Die code zal aangeven of een begeleidingsuitkering betaald is.