(...)
De schrapping uit de bijlage 5 van de Verordening (E.E.G.) nr. 574/72 van het artikel 6 van het Belgisch-Nederlands Akkoord van 7 februari 1964 inzake kinderbijslag en kraamgeld brengt mee dat vanaf 1 april 1985 de volledige E.E.G-Reglementering inzake kinderbijslag van toepassing is.
Tot 31 maart 1985 diende op grond van het art. 6, lid 4 van voormeld Akkoord het verschil betaald te worden tussen het bedrag van de Belgische verhoogde wezenbijslag en dit van de Nederlandse kinderbijslag (of wezenpensioen) voor wezen die in Nederland wonen.
Met uitzondering van de gevallen voorzien in het Besluit nr 129 van de Administratieve Commissie van 17 oktober 1985 is dit niet meer mogelijk vanaf 1 april 1985 (toepassing art. 78, 2), b), i), V.O. 1408/71).
De aanvullende wezenbijslag werd aldus ten onrechte uitbetaald voor wezen die in Nederland wonen en wiens overleden vader/moeder, - werknemer -, voor zijn/haar overlijden én in België én in Nederland had gewerkt terwijl de overlevende moeder/vader geen beroepsaktiviteiten uitoefent in Nederland.
De Rijksdienst werd in kennis gesteld van een aantal dossiers waarin ten onrechte aanvullende wezenbijslag werd betaald en waarbij medewerking werd gevraagd voor recuperatie in Nederland.
Aangezien van Nederlandse zijde steeds geweigerd werd tot terugbetaling over te gaan, heeft de Minister van Sociale Zaken de Rijksdienst gevraagd de mogelijkheid te onderzoeken de tot 31 oktober 1988 ten onrechte betaalde bedragen ten laste te leggen van het Reservefonds van de Rijksdienst.
Het Beheerscomité heeft in zijn vergadering van 15 januari 1991 hiermee zijn instemming betuigd.
De fondsen dienen derhalve niet over te gaan tot recuperatie van de bedoelde aanvulling. zij dienen evenwel de belanghebbende in kennis te stellen van de toestand en het feit dat na 1 april 1985 geen recht bestaat op de aanvullende wezenbijslag.