1. Onderwerp van deze omzendbrief
De ingebruikneming van het kadaster van de kinderbijslag en de verspreiding van de DMFA- en RIP-fluxen maakt de toepassing mogelijk van het automatisch onderzoek van het recht. Dit automatisch onderzoek van het recht is echter enkel mogelijk bij instellingen die in het kadaster zijn opgenomen. Er moeten dan ook twee procedures naast elkaar bestaan. Met het oog op de transparantie van de regels voor alle kinderbijslaginstellingen stelt men voor de nieuwe procedure enkel toe te passen voor de sector van de werknemers, dus bij de privé- en de bijzondere kinderbijslagfondsen en de RKW. Daarom heeft deze omzendbrief als doel de nieuwe procedure van het automatisch onderzoek van het recht te definiëren, de oude procedure van het onderzoek door de bevoegde instelling te herinneren, de nieuwe regels voor de provisionele betalingen, van toepassing op de nieuwe procedure, te beschrijven, en de nieuwe regels betreffende de overdracht van gegevens via het brevet van rechthebbende in de beide procedures uiteen te zetten.
2. Principe van de procedures van het onderzoek van het recht
2.1. Principe van het automatisch onderzoek van het recht
Het automatisch onderzoek van het recht heeft als doel het fonds A het nieuwe recht te laten onderzoeken voor het fonds B.
In de meeste gevallen is het tot op heden het fonds B dat ingelicht werd van een verandering van rechthebbende of van werkgever via een model AB of een aanvraag van de betrokkene. Momenteel worden de gegevens direct doorgestuurd naar het fonds A via het kadaster van de kinderbijslag en de verspreiding van de nieuwe fluxen DMFA en RIP.
De RKW en de kinderbijslagfondsen zijn namelijk verplicht tot het integreren in het kadaster van de kinderbijslag van alle personen uit de gezinsomgeving die, via hun werk of hun socioprofessionele situatie, gelijkgesteld met een tewerkstelling (bijvoorbeeld werkloosheid), een recht op kinderbijslag kunnen doen ontstaan. Op die manier wordt het kinderbijslagfonds of de RKW via elektronische berichten op de hoogte gebracht van iedere situatie die het einde van zijn bevoegdheid zou kunnen betekenen of het begin van de bevoegdheid van een ander kinderbijslagfonds of zelfs van een andere regeling.
De oorspronkelijke instelling (instelling A) is dan in staat:
1° Zich te belasten met het onderzoek op basis van de nieuwe situatie;
2° De continuïteit van de betaling te waarborgen door een provisionele betaling;
3° Het begin van de tussenkomst van instelling B te bepalen;
4° Aan dit laatste fonds een brevet van rechthebbende te richten, met zowel de samengevatte elementen van het dossier als de parameters van de verandering van bevoegdheid.
2.2. Principe van het onderzoek van het recht door de bevoegde instelling
Voor de kinderbijslaginstellingen die niet in het kadaster zijn opgenomen blijft de procedure van het onderzoek van het recht door de bevoegde instelling van toepassing.
Zo wordt de volgende instelling (instelling B) belast, na een aanvraag (aanvraag van de betrokkene of inlichtingen van zijn aangeslotene (model AB)), met:
1° Het opsporen van de oorspronkelijke instelling;
2° Het versturen van een aanvraag om brevet aan deze instelling A;
3° Het onderzoeken van het recht op basis van de inlichtingen in zijn bezit en op basis van de gegevens doorgestuurd via het brevet van rechthebbende.
De oorspronkelijke instelling (instelling A) is belast, indien die ingelicht wordt over een verandering van bevoegdheid, met:
1° Het opsporen van het fonds van de nieuwe voorrangsgerechtigde rechthebbende;
2° Het van ambtswege versturen naar de instelling van deze nieuwe rechthebbende (instelling B), van de gegevens in zijn bezit via het brevet;
3° Het waarborgen van de provisionele betaling zolang instelling B de betalingen niet overneemt.
3. De provisionele betaling van de kinderbijslag
Ingevolge de nieuwe procedure voor het automatisch onderzoek naar het recht, worden de richtlijnen gegeven bij CO 1216 van 26 juni 1989 en bij CO 1337 van 13 mei 2002 als volgt gewijzigd:
3.1 Bij de vestiging van een eerste recht
Op grond van artikel 4 van het koninklijk besluit van 12 juni 1989 tot uitvoering van artikel 71, § 2 KBW moet de kinderbijslaginstelling de kinderbijslag provisioneel beginnen te betalen, zodra ze in het bezit is van een aanvraag en van een uittreksel uit het bevolkingsregister of vreemdelingenregister waarop de samenstelling is vermeld van het gezin waartoe de kinderen behoren.
Gezien het feit dat enerzijds het Handvest van de sociaal verzekerde bepaalt dat de sociale prestaties ambtshalve worden toegekend telkens dit materieel mogelijk is en dat anderzijds volgens een recente opvatting het formulier enkel als hulpmiddel dient om inlichtingen in te winnen, geven ook andere documenten of berichten dan (aanvraag)formulieren aanleiding tot het automatisch onderzoek naar een recht, de vaststelling van het recht of de (provisionele) betaling van de gezinsbijslag.
Elk document of gegeven afkomstig uit een betrouwbare bron geldt als aanvraag. Het is uiteraard vereist dat de identiteit van de aanvrager en de begunstigden vaststaat en dat er geen enkele verwarring mogelijk is over de aard van het toe te kennen voordeel. Zo dienen de kinderbijslaginstellingen bij de ontvangst van een elektronisch signaal van een professionele toestand automatisch een onderzoek naar het recht op kinderbijslag in te stellen.
Voorbeeld
Een kinderbijslaginstelling verneemt via een RIP-bericht, een DMFA-bericht of een andere flux dat de sociaal verzekerde na een periode van inactiviteit, een zelfstandige activiteit of verblijf in het buitenland opnieuw werknemer, werkloze, arbeidsongeschikte, etc. is geworden.
De kinderbijslaginstellingen die een dergelijk elektronisch signaal ontvang en, verplichten zich ertoe om de nog ontbrekende inlichtingen ambtshalve in te winnen, teneinde tot de betaling van de kinderbijslag over te gaan, zonder een nieuw aanvraagformulier te eisen.
Wanneer de rechthebbende bij het ontstaan van zijn recht in dienst is bij een werkgever gelden de gegevens uit het personeelsbestand (flux P051 RIP) als basis voor het onderzoek naar het voorrangsrecht en de bevoegde kinderbijslaginstelling. Uitgaande van deze gegevens kan de voorafbetaling van kraamgeld worden uitgevoerd en de provisionele betaling worden aangevat, in afwachting van het DMFA-bericht.
3.2 Bij de voorzetting van het recht
3.2.1 Bij toepassing van het automatisch onderzoek naar het recht
De nieuwe procedure houdt in dat wanneer de kinderbijslaginstelling gegevens ontvangt die wijzen op een verandering van werkgever, van socio-professionele of van gezinstoestand, zij die gegevens noteert, beheert en de continuïteit van de betalingen waarborgt via de provisionele doorbetaling. Vervolgens wordt de ontvangst van de gekwalificeerde gegevens over de socio-professionele situatie (van de nieuwe voorrangsgerechtigde rechthebbende) afgewacht. Bij ontvangst daarvan bepaalt de oorspronkelijke kinderbijslaginstelling de begindatum van de tussenkomst van de volgende kinderbijslaginstelling en stuurt zij een brevet van rechthebbende naar die kinderbijslaginstelling, met vermelding van zowel alle elementen waaruit het dossier bestaat als de parameters van de verandering van de bevoegdheid.
Gevolgen van de nieuwe procedure op de provisionele betalingen
Wanneer de provisionele betaling niet langer mogelijk is hoofdens de oorspronkelijke voorrangsgerechtigde omdat die niet langer de hoedanigheid van (potentiële) rechthebbende in de werknemersregeling bezit, terwijl het fonds beschikt over gegevens waaruit blijkt dat een andere persoon een voorrangsrecht in de werknemersregeling opent, dient zij deze gegevens als een rechtsgeldige aanvraag te beschouwen. Bijgevolg dient zij op basis van die gegevens in hoofde van de nieuwe voorrangsgerechtigde de kinderbijslag provisioneel door te betalen overeenkomstig artikel 4 van het KB van 12 juni 1989.
Anders gezegd, de verplichting tot provisionele doorbetaling van de kinderbijslag geldt zolang er een recht bestaat in de werknemersregeling ; ofwel in hoofde van de vroegere voorrangsgerechtigde, ofwel in hoofde van de nieuwe voorrangsgerechtigde.
3.2.2 Wanneer de bestaande procedure "onderzoek door de bevoegde kinderbijslaginstelling" van toepassing blijft
In dat geval verandert er niets. De richtlijnen gegeven bij CO 1216 van 26 juni 1989 blijven onverkort gelden.
Bij verandering van het voorrangsrecht kan de provisionele betaling worden voortgezet zolang de oorspronkelijke voorrangsgerechtigde voldoet aan de voorwaarden om een recht in de werknemersregeling te openen.
3.3 Duur van de provisionele betaling zonder bewijsstukken van de socio-professionele situatie van de rechthebbende
3.3.1 De rechthebbende is in dienst bij een werkgever (cfr. artikel 6, § 1 van het KB van 12 juni 1989 tot uitvoering van artikel 71, § 2, KBW)
De gegevens voor de referentiemaand zijn opgenomen in de driemaandelijkse aangifte (DMFA). Ze zijn pas vijf maanden na de reële tijd beschikbaar op het telematicanetwerk. Bijgevolg is de vroegere provisionele betaling van één maand uitgebreid. De provisionele doorbetaling geldt tot het einde van het kalenderkwartaal volgend op dat waarin de referentiemaand valt waarvoor de gegevens ontbreken of onvolledig zijn.
Deze "uitgebreide" provisionele betaling hangt af van de voorwaarde dat geen enkele einddatum vermeld staat op het laatste DMFA-bericht en geen enkel RIP-bericht het fonds inlichtte van het einde van de arbeidsovereenkomst vóór de eerste dag van de referentiemaand die aanleiding geeft tot het kwartaalrecht. Wanneer de rechthebbende vóór de eerste dag van de referentiemaand uit dienst trad bij zijn werkgever geldt de provisionele doorbetaling voor drie maanden dus niet.
3.3.2. De rechthebbende bevindt zich in een situatie van toekenning in de zin van de artikelen 56 of 56octies KBW, of is vergoede volledige werkloze zoals bedoeld in artikel 56novies KBW (artikel 6, § 1 van het KB van 12 juni 1989 tot uitvoering van artikel 71, § 2, KBW)
In dat geval verandert er niets. Wanneer de bewijsstukken voor de referentiemaand van een kalenderkwartaal ontbreken of onvolledig zijn, blijft de provisionele betaling beperkt tot het einde van de eerste maand van het volgend kwartaal.
3.4 Aandachtspunt
Hoe moet de betalende kinderbijslaginstelling handelen als zij op de einddatum van het getrimestrialiseerd recht geen gegevens bezit over de socio-professionele situatie van de rechthebbende?
In dat geval raadpleegt zij onmiddellijk alle beschikbare databanken. Voor controledoeleinden houdt zij een bewijs daarvan bij in het dossier.
Stelt deze actie de kinderbijslaginstelling niet in staat de betalingen voort te zetten, dan vraagt zij onmiddellijk de ontbrekende gegevens aan de bijslagtrekkende overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 12 juni 1989 tot uitvoering van artikel 71, § 2, KBW. Om een onderbreking in de betalingen te vermijden, dient het antwoord prioritair behandeld te worden. Blijkt daaruit dat de rechthebbende volledige vergoede werkloze, arbeidsongeschikt of in loopbaanonderbreking is, dan kan de kinderbijslag nog één maand provisioneel worden doorbetaald in afwachting van de ontvangst van de gekwalificeerde gegevens van de socio-professionele situatie.
4. De overdracht van de gegevens via het brevet van rechthebbende
Het brevet werd ontworpen voor het waarborgen van de overdracht van de gegevens die relevant zijn voor het recht op kinderbijslag vanuit een kinderbijslaginstelling die ze bezit (instelling A) naar een andere kinderbijslaginstelling die ze nodig heeft om de betaling van de kinderbijslag over te nemen (instelling B).
Het brevet werd geactualiseerd op basis van de nieuwe reglementering, namelijk: de forfaitaire bijslag verbonden aan het recht van het kind dat is geplaatst in een opvanggezin (artikel 70ter, KBW), en de kinderbijslag voor kinderen getroffen door een aandoening en geboren na 1 januari 1996 (artikels 63 en 47, KBW).
De modaliteiten voor het doorsturen van het brevet in de oude en de nieuwe procedure zijn gedefinieerd in de ?gids voor de gebruiker?, als bijlage bij deze CO.
5. Bijlagen bij de CO
Deze omzendbrief bevat drie bijlagen.
Bijlage 1: De gids voor de gebruiker van het brevet: deze gids definieert de verschillende documenten ter overdracht van de gegevens, de wijzen van overdracht van het brevet in de twee procedures, de termijnen voor de overdracht en de sancties die hieraan verbonden zijn, en tenslotte de verantwoordelijkheid van de fondsen bij de overdracht van de gegevens.
Bijlage 2: Overzicht van de wijze waarop de provisionele betaling van de kinderbijslag in de twee procedures in de verschillende situaties dient te worden toegepast.
Bijlage 3: Een reeks typevallen waarin de praktische uitvoering van het automatisch onderzoek naar het recht wordt toegelicht.
6. Meedelen van de volgende wijzigingen
Aangezien de reglementering aan constante verandering onderhevig is en kan leiden tot wijzigingen aan het brevet van rechthebbende, en de invoering van de onderrichtingen betreffende de provisionele betalingen bovendien onvoorziene situaties kan doen uitschijnen, zullen de volgende wijzigingen met betrekking tot het brevet van rechthebbende, de inhoud ervan of de onderrichtingen betreffende de provisionele betalingen, opgenomen in de documenten in bijlage (gids van de gebruiker, praktische toepassingen van de provisionele betalingen en voorbeelden van concrete situaties) per dienstnota meegedeeld worden.
7. Datum van inwerkingtreding
De datum van inwerkingtreding zal u later worden meegedeeld.