Overeenkomstig art. 96 der G.W., storten de bij een kinderbijslagfonds of bij de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers aangesloten werkgevers aan dit fonds of aan deze Rijksdienst, naargelang van het geval, binnen de maand die volgt op het einde van elk kwartaal, het bedrag van de door hen verschuldigde bijdragen.
Ingeval dit voorschrift niet nagekomen wordt, moet de werkgever aan het Kinderbijslagfonds of aan de Rijksdienst naargelang van het geval, storten:
a) de achterstallige bedragen, verhoogd met 10%;
b) een verwijlintrest (...)
Indien de vertraging evenwel te wijten is aan een oorzaak die onafhankelijk is van de wil van de werkgever, kan het Beheerscomité van de Rijksdienst hem, op zijn verzoek, volledige of gedeeltelijke kwijtschelding van de verhoging (...) en van de verwijlintrest verlenen.
Het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers heeft vastgesteld dat, wanneer een werkgever zijn aansluiting bekomt, het kan gebeuren dat het onderzoek van zijn dossier tamelijk lang kan duren, alhoewel de betrokkene de hem toegezonden vragen om inlichtingen normaal beantwoordt.
Het Beheerscomité heeft derhalve geoordeeld dat men van de personen die hoofdelijke bijdragen verschuldigd zijn geen verhogingen en verwijlintresten moet eisen terwijl zij zich binnen de wettelijke termijn aangesloten hebben en de vertraging in de betaling van deze bijdragen te wijten is aan een te late mededeling van het debet: de kwijtschelding van de voor de mededeling van het debet toegepaste verhogingen en verwijlintresten wordt van ambtswege verleend.
Om evenwel zijn beoordelingsmacht over de praktische toepassing van deze administratieve rechtspraak volledig te bewaren, wenst het Beheerscomité op de hoogte gebracht te worden van al de gevallen waarvoor deze beslissing toegepast werd.
Te dien einde, moeten de naam van de werkgevers en het bedrag van de kwijtschelding elke zes maand aan de Rijksdienst medegedeeld worden en dit voor de eerste maal op 1 januari 1970.
Opgeheven vanaf 1 januari 1999 door de wet van 10 juni 1998, maar nog van toepassing op de werknemers die vóór 1 januari 1999 in dienst zijn getreden