Artikel 45 uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
II. BEPALINGEN WELKE VAN KRACHT WORDEN OP 1 APRIL 1983
- Artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 207 voert opnieuw een artikel 45 G.W. in. Dit artikel heeft tot doel het bedrag van de gezinsbijslag te bepalen verschuldigd voor verschillende wezen van dezelfde rechtopener wanneer de overlevende ouder hertrouwt of samenwoont, waardoor de wezen slechts gerechtigde worden op de gewone bedragen (artikel 40...). Het verschuldigd bedrag wordt bepaald rekening houdend met de rangen vastgesteld in artikel 42 (...) G.W. ten opzichte van de wezen die deel uitmaken van hetzelfde gezin en die geplaatst zijn in de zin van artikel 70, of van de wezen die allen geplaatst zijn in de zin van artikel 70 G.W.
Voorbeeld 1
Van de zes weeskinderen van een overleden vader verblijven er twee in het gezin van de overlevende moeder die opnieuw gehuwd is. Twee verblijven bij een andere bijslagtrekkende, in wiens gezin geen andere rechtgevende kinderen verblijven, en twee weeskinderen zijn geplaatst in de zin van artikel 70 G.W.
Er wordt rekening gehouden met de rangen bepaald in (...) artikel 42 (...) G.W., wat betreft de weeskinderen, die deel uitmaken van het gezin van de moeder en degene die geplaatst zijn in de zin van artikel 70 G.W., en die samen als een groep beschouwd worden ; de weeskinderen die bij een andere bijslagtrekkende verblijven, vormen een afzonderlijke groep en er wordt rekening gehouden met de rangen bepaald in (...) artikel 42 (...) G.W. voor 2 weeskinderen.
Voorbeeld 2
Van de zes weeskinderen van een overleden vader verblijven er twee bij een bepaalde bijslagtrekkende, nog twee andere bij een andere bijslagtrekkende en nog twee andere zijn geplaatst in de zin van artikel 70 G.W. Geen enkel weeskind verblijft dus in het gezin van de overlevende moeder.
De twee weeskinderen die bij de ene en de andere bijslagtrekkende verblijven, vormen een afzonderlijke groep en er wordt, respectievelijk wat elke afzonderlijke groep betreft, rekening gehouden met de rangen bepaald in (...) artikel (...) 42 G. W, ten overstaan van iedere bijslagtrekkende. Wat de twee weeskinderen betreft die geplaatst zijn in de zin van artikel 70, G.W., deze mogen niet gegroepeerd worden, dus, tweemaal een eerste rang, behalve wanneer het 1/3e van de bijslag voor deze twee geplaatste kinderen aan een gemeenschappelijke bijslagtrekkende, beoogd in artikel 69, G.W., wordt betaald. In deze laatste onderstelling mag rekening worden gehouden met de rangen bepaald in (...) artikel (...) 42, G.W. voor twee weeskinderen.
Artikel 47bis uit Kinderbijslagwet werknemers
I. BEPALINGEN WELKE VAN KRACHT WORDEN OP 1 JANUARI 1983
De artikelen 5, 9 en 11 van het koninklijk besluit nr. 207 betreffen respectievelijk de artikelen 47bis, 56sexies en 63, G.W., welke door het koninklijk besluit nr. 122 van 30 december 1982 gewijzigd werden met uitwerking op 1 januari 1983.
In artikel 47bis G.W., wordt thans uitdrukkelijk gesteld dat de op verhoogde wezenbijslag gerechtigde wees wordt bedoeld, wat impliciet in de vroegere tekst besloten lag en dusdanig werd geïnterpreteerd (koninklijk besluit nr. 207, artikel 5).
(...)
Artikel 47bis uit Kinderbijslagwet werknemers
Artikel 51 uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
II. BEPALINGEN WELKE VAN KRACHT WORDEN OP 1 APRIL 1983.
Artikel 7 van het koninklijk bsluit nr. 207 brengt wijzigingen aan de tekst van artikel 51 tweede lid, G.W., aan, tekst welke grondig werd herzien door het koninklijk besluit nr. 122 van 30 december 1982, met uitwerking op 1 april 1983.
1° in de Franse tekst worden in artikel 51, tweede lid, 2° G.W. de woorden "ont été" vervangen door het woord "sont".
2° in artikel 51, tweede lid, 4° G.W. wordt het principe bekrachtigd dat een recht op kinderbijslag wordt toegekend voor de kinderen die deel uitmaken van het gezin van aanverwante ooms, tantes, grootouders of overgrootmoeders ; uit de toevoeging van de uitdrukking "gewezen echtgenoot" blijkt dat met de band van aanverwantschap nog rekening wordt gehouden nà het einde van het huwelijk, dat deze aanverwantschap deed ontstaan.
3° In artikel 51, tweede lid, 5° en 6° G.W. worden de voorwaarden bepaald waarin het recht op kinderbijslag van broers en zusters kan worden uitgeoefend. Enerzijds kunnen broers en zusters, die deel uitmaken van hetzelfde gezin, slechts rechthebbende zijn wanneer geen ander gezinslid recht heeft op kinderbijslag voor werknemers of voor zelfstandigen en anderzijds kunnen broers en zusters, die geen deel uitmaken van hetzelfde gezin, slechts rechthebbend zijn wanneer geen andere persoon recht heeft op kinderbijslag voor werknemers of voor zelfstandigen. Artikel 51, 5° en 6° G.W., wordt thans aangevuld door een bepaling volgens welke er evenmin recht mag bestaan op kinderbijslag bij toepassing van andere Belgische of buitenlandse wets- of reglementsbepalingen of krachtens regelen van toepassing op het personeel van een volkenrechtelijke instelling. De aandacht wordt er op gevestigd dat het hier geen regeling van samenloop betreft, doch wel een toekenningsvoorwaarde om als broer of zuster een recht op kinderbijslag te kunnen openen.
Artikel 56quinquies uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
II. BEPALINGEN WELKE VAN KRACHT WORDEN OP 1 APRIL 1983
- Artikel 8 van het K.B. nr. 207 stelt in artikel 56quinquies, G.W. dat de minder-valide, die een tegemoetkoming geniet als minder-valide, recht op kinderbijslag kan openen voor al de in artikel 51, tweede lid, G.W. opgesomde kinderen, behalve de broers of zusters, die al of niet deel uitmaken van zijn gezin.
Wij herinneren er aan dat in artikel 56quinquies, GW, als bijkomende voorwaarde geldt dat de kinderen welke op grond van artikel 51, tweede lid, 1°, 2°, 3°, 4°, 7° en 8° GW, in aanmerking worden genomen, deel moeten uitmaken van hetzelfde gezin als de minder-valide.
(...)
Artikel 56sexies uit Kinderbijslagwet werknemers
I. BEPALINGEN WELKE VAN KRACHT WORDEN OP 1 JANUARI 1983
- In artikel 56sexies, G.W., wordt thans gepreciseerd dat de student enkel recht heeft op kinderbijslag voor de in artikel 51, tweede lid, 1°, 2°, 3° en 7° G.W., bedoelde kinderen, te weten zijn eigen kinderen, de eigen kinderen van zijn echtgenoot, de gemeenschappelijke kinderen van de echtgenoten, de kinderen die door hem of zijn echtgenoot geadopteerd of gewettigd door adoptie zijn of voor wie hij of zijn echtgenoot pleegvoogd is, de natuurlijke kinderen die door hem of zijn echtgenoot erkend zijn en het hiermede gelijkgestelde kind wiens geboorteakte de naam van de moeder vermeldt, de van hetzelfde gezin deel uitmakende kinderen van de persoon van het andere geslacht met wie hij een huishouden vormt, alsmede de van zijn gezin deel uitmakende kinderen van de ex-echtgenoot. (K.B. nr 207, art. 9)
Artikel 63 uit Kinderbijslagwet werknemers
1. BEPALINGEN WELKE VAN KRACHT WORDEN OP 1/1/83
- In artikel 63, eerste lid, 2°, G.W., dat handelt over het mindervalide kind van meer dan 25 jaar, ontstaan er ingevolge de aangebrachte wijzigingen ruimer mogelijkheden om zonder leeftijdsbeperking verder kinderbijslag toe te kennen.
Het wordt thans ook mogelijk om zonder leeftijdsbeperking kinderbijslag toe te kennen ten gunste van:
- het kind dat ten minste 66% arbeidsongeschikt is en tijdens zijn tewerkstelling buiten de beschutte werkplaats binnen het kader van een herscholing onder de verantwoordelijkheid van de bedoelde werkplaats, hetzij getroffen wordt door één of meer aandoeningen welke op zichzelf een arbeidsongeschiktheid van ten minste 66% veroorzaken, hetzij gerechtigd wordt op werkloosheidsuitkeringen.
- het kind dat ten minste 66% arbeidsongeschikt is, en dat nà de tewerkstelling in een beschutte werkplaats of er buiten - volgens de gestelde voorwaarden - vooreerst getroffen wordt door één of meer aandoeningen welke op zichzelf een arbeidsongeschiktheid van ten minste 66% veroorzaken, en nadien gerechtigd wordt op werkloosheidsuitkeringen of omgekeerd. Voorgaande periodes van arbeidsongeschiktheid van ten minste 66% en van vergoede werkloosheid mogen met andere woorden elkaar opvolgen, en het recht op kinderbijslag blijft voor die periodes verder bestaan.
- In artikel 63, tweede lid, G.W., wordt billijkheidshalve gesteld dat het genot van een pensioen enkel een beletsel is als het een rustpensioen betreft dat hoger is dan het gewaarborgd inkomen voor bejaarden. In ieder geval is het genot van een pensioen toegelaten, wanneer dit pensioen voortvloeit uit een tewerkstelling in een beschutte werkplaats of er buiten, binnen het kader van een herscholing onder de verantwoordelijkheid van de beschutte werkplaats. (K.B. nr. 207, art. 11).
(...)
- Artikel 12 van het K.B. nr. 207 bevestigt in art. 63, G.W., uitdrukkelijk het principe dat er slechts kinderbijslag wordt verleend ten gunste van het minder-valide kind, zo diens ongeschiktheid een aanvang heeft genomen vooraleer dit kind wegens het bereiken van bij artikel 62, G.W., bepaalde leeftijdsgrens, opgehouden heeft op kinderbijslag rechtgevend te zijn in een andere hoedanigheid dan minder-valide kind. Aldus zal elke verhoging van de ongeschiktheid nà die leeftijdsgrens, alsmede iedere herneming na een onderbreking van de ongeschiktheid niet voldoen aan de gestelde regel, vermits het alsdan niet om een ongeschiktheid gaat welke zou begonnen zijn vóór de hoger bepaalde leeftijdsgrens. Dit principe is niet nieuw en werd uitvoerig toegelicht in de omzendbrief nr. 1062 van 24 januari 1979.
Wanneer bv. een volledig arbeidsongeschikt kind nà de leeftijd van 25 jaar begint te werken, verliest het bij toepassing van art. 63, tweede lid, G.W., alle recht op kinderbijslag.
Bij het einde van de tewerkstelling wordt de kinderbijslag opnieuw aangevraagd en het geval wordt aan de geneesheer voorgelegd voor een nieuwe beslissing betreffende de ongeschiktheid.
a) De geneesheer beschouwt de tewerkstelling als een poging tot werken en beslist een volledige arbeidsongeschiktheid die bij de vorige aansluit.
In dit geval wordt het kind opnieuw rechtgevend.
b) De geneesheer beslist een volledige arbeidsongeschiktheid die ingaat vóór het verstrijken van de hoger bepaalde leeftijdsgrens.
In dit geval wordt het kind opnieuw rechtgevend.
c) De geneesheer beslist een ongeschiktheid van minstens 66% welke vóór de hoger bepaalde leeftijdsgrens ingaat.
Het kind wordt slechts opnieuw gerechtigd zo één van de voorwaarden van art. 63 eerste lid 2° b) tot en met g) G.W. vervuld worden.
Artikel 63 zoals het van toepassing is op kinderen geboren voor 1 juli 1966.
Artikel 64 uit Kinderbijslagwet werknemers
Artikel 13 van het K.B. nr. 207 wijzigt artikel 64, § 1, G.W., in die zin, dat niet alleen de wees, bedoeld bij artikel 56bis, G.W., doch ook de wees van de mindervalide rechthebbende bedoeld bij artikel 56quinquies, G.W., zijn recht bij voorrang uitoefent.
De toevoeging in art. 64, § 2 eerste lid A 1°, G.W. van de woorden "die geen rechthebbende is volgens deze wetten" na het woord "particulier" heeft voor gevolg dat de rechthebbende die een kind op zijn kosten laat opvoeden door een particulier slechts voorrangsgerechtigde is wanneer die particulier zelf geen rechthebbende is voor het kind bij toepassing van de gecoördineerde wetten.
Artikel 68 uit Kinderbijslagwet werknemers
Artikel 15 van het KB nr. 207 wijzigt artikel 68 GW in die zin dat de kinderbijslag niet meer haalbaar is. Dit betekent dat er geen uitbetalingen in geld mogen plaatsvinden noch checks aan de bijslagtrekkenden mogen uitgereikt worden in de kinderbijslagfondsen.
De uitbetaling van de kinderbijslag moet per postassignatie geschieden, tenzij de bijslagtrekkende schriftelijk zijn voorkeur uit voor een overschrijving op zijn rekening bij het Bestuur der Postchecks, een bank, zoals o.m. de ASLK, het Gemeentekrediet van België of een private spaarkas.
Het blijft dus mogelijk de kinderbijslag te innen via een overschrijving op een rekening bij één van de hiervoren vermelde instellingen. (cfr. CO 1023 van 11 mei 1976).
Hierbij mag gebruik gemaakt worden van een "verklaring" van het Model W. De "verklaringen" van het Model W, waarvan sprake onder de punten 1) en 2) van de ommezijde van dit formulier, welke reeds vóór 1 januari 1984 gedaan werden, blijven geldig.
Bij gelegenheid worden de bijslagtrekkenden attent gemaakt op de mogelijkheid die hun gelaten wordt om, op ieder ogenblik en zonder de reden ervan te moeten opgeven, aan de gekozen betalingswijze een einde te maken door een gewone brief aan hun kinderbijslagfonds te zenden. De kinderbijslag zal hun alsdan per postassignatie worden uitbetaald.
Krachtens artikel 13 van de wet betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg volgens hetwelk, onder voorbehoud van de bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut het Beheerscomité over alle bevoegdheden beschikt welke tot het beheer van de instelling nodig zijn, heeft dit Comité beslist dat stortingen die met het oog op kapitaalvorming rechtstreeks op een spaarboekje zouden verricht worden, behalve dan voor de toepassing van art. 70, GW, niet mogen worden aanvaard. (...). De betaling per collectieve check is toegelaten.
Alhoewel de kinderbijslag per postassignatie wordt uitbetaald aan de bijslagtrekkende, bezit deze steeds het recht om een volmachthebber aan te duiden om de betaling in ontvangst te nemen. De betaaltitel moet evenwel altijd op naam van de bijslagtrekkende worden opgemaakt.
De betaling per overschrijving mag gebeuren op de eigen rekening van de bijslagtrekkende of op een gemeenschappelijke rekening indien de bijslagtrekkende eveneens over deze rekening kan beschikken.
Addendum van 22 maart 1984
De vermelding van de ASLK. bij wijze van voorbeeld heeft geen andere bedoeling dan er de aandacht op te vestigen dat deze instelling het statuut van bank bezit.
De bijslagtrekkende mag inderdaad schriftelijk zijn voorkeur uiten voor een overschrijving op zijn rekening bij om het even welke bank, zoals dit natuurlijk ook mag bij het Bestuur der Postchecks, het Gemeentekrediet van België of bij een private Spaarkas.
Artikel 70bis uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
II. BEPALINGEN WELKE VAN KRACHT WORDEN OP 1 APRIL 1983
(...)
Artikel 16 van het KB nr. 207 wijzigt art. 70bis, GW, dat door het KB nr. 122 van 30 december 1982 ingevoerd werd van 1 april 1983 af. Art. 70bis, GW, betreft de proportionele verdeling van de kinderbijslag. Er wordt gepreciseerd dat deze verdeling ook toepasselijk is wanneer het om weeskinderen gaat, alhoewel zij afzonderlijk en ook voor zichzelf prioritair rechthebbenden zijn.
Artikel 77 uit Kinderbijslagwet werknemers
III. BEPALINGEN WELKE VAN KRACHT WORDEN OP 1 OKTOBER 1983
(...)
- De artikelen 17 en 18 van het K.B. nr. 207 brengen in de artikelen 77 en 78, G.W., de dagelijkse en maandelijkse hoofdelijke bijdragen verschuldigd voor vrouwelijke werkneemsters, op hetzelfde bedrag als het bedrag verschuldigd voor mannelijke werknemers.
De CO 1117 werd meegedeeld met de MO 425 van 18 januari 1984 en gewijzigd bij CO 1117 Erratum en Addenda van 22 maart 1984