Het is de vraag of een rechtgevend kind dat in het buitenland zijn legerdienst vervult, kan beschouwd worden als iemand die aan een normale oproeping onder de wapens beantwoordt in de zin van art. 20 van het KB nr. 534 van 31 maart 1987 en daardoor de bepalingen van art. 24 van KB van 20 december 1963 betreffende de arbeidsvoorziening en werkloosheid kan inroepen om in de hoedanigheid van werkzoekende kinderbijslag te genieten gedurende de wachtperiode die op de legerdienst volgt.
Antwoord van de Directie van de Juridische Studiën dd. 8 mei 1989. Ref.: E9120 (uittreksel)
Voor de definitie van het begrip "normale oproeping onder de wapens" vermeld in art. 1, 1e van het KB, van 24 juni 1987 tot bepaling van de gevallen waarin de toekenning van kinderbijslag geschorst wordt als het kind zijn legerdienst of burgerdienst vervult, dient men, volgens ons, te verwijzen naar de dienstplichtwetten zoals zij door het KB van 30 april 1962 gecoördineerd zijn.
Bovendien wordt in art. 1, 2de van het voornoemde KB van 24 juni 1987 uitdrukkelijk naar deze wetten verwezen om het behoud onder de wapens te definiëren.
Voor de oproeping onder de wapens waarvan sprake in art. 1, 1° van dit besluit, dient men meer in het bijzonder te verwijzen naar art. 2bis en art. 6 van de dienstplichtwetten.
De verwijzing naar deze bepalingen als definitie van het begrip normale oproeping onder de wapens" is ook in andere reglementaire bepalingen opgenomen (met name, art. 1, alinea 1 van het koninklijk besluit van 22 januari 1952 ter uitvoering van art. 41, al. 2, e,G.W. dat verwijst naar het vroegere art. 67, §1 van de wet van 15 juni 1951, vervangen door art 66, §1 G.W. van 30 april 1962 en art. 124, al. 3, 2de van KB van 20 december 1963 betreffende de arbeidsvoorziening en de werkloosheid.
In het in het opschrift vermelde geval is het kind dat zijn legerdienst in het buitenland vervult, niet aan de Belgische dienstplichtwetten onderworpen maar wel aan de wetten die de dienstverplichtingen regelen in het land waar hij zijn legerdienst vervult.
Dit kind beantwoordt dus niet aan de voorwaarden van art. 1, 1° van KB van 24 juni 1987 en zijn recht op kinderbijslag als werkzoekende kan dus geen aanleiding geven tot schorsing.
Aangezien de periode van legerdienst die het kind in het buitenland vervult, niet gelijkgesteld is met een periode van inschrijving als werkzoekende in de zin van art. 124 van KB van 20 december 1963 betreffende de arbeidsvoorziening en de werkloosheid, zijn wij van mening dat het recht op kinderbijslag van dit kind op grond van art. 62, § 6, G.W. een einde neemt op het ogenblik dat de legerdienst een aanvang neemt en dat art. 48 G.W. dient toegepast te worden.