Een langdurig volledig uitkeringsgerechtigde werkloze is rechthebbend op kinderbijslag voor de in haar gezin opgevoede kinderen.
0p een bepaald ogenblik onderbreekt zij deze werkloosheid gedurende één maand teneinde een activiteit als helpster van een zelfstandige aan te vangen, waarvoor zij niet dient aan te sluiten bij een sociaal verzekeringsfonds.
Vraag stelt zich dan of dergelijke bezigheid als een Werkhervatting in de zin van art. 7 van voornoemd KB dient beschouwd te worden, vooropgesteld dat de uitoefening van een beroepsactiviteit als zelfstandige wel degelijk als werkhervatting wordt aangemerkt.
Antwoord van de Juridische Studiën. dd. 13 september 1989. Ref.: 9216/K32 (uittreksel)
Het uitoefenen van een zelfstandige activiteit is een oorzaak van onderbreking van de periode van zes maand werkloosheid.
Art. 1 van KB van 14 februari 1984 tot uitvoering van art. 42bis G.W., beoogt immers elke werkhervatting en niet enkel. de arbeidsdagen in loondienst of de hiermee gelijkgestelde dagen.
De helper van een zelfstandige wordt in principe eveneens beschouwd als zelfstandige.
De bezigheid die de moeder had van 1 februari 1988 tot 14 maart 1988 dient bijgevolg aanzien te worden als de "uitoefening van een beroepsactiviteit als zelfstandige", zodat zij, gedurende de eerste zes maanden, geen recht meer heeft op de verhoogde schaal, bedoeld bij art. 42bis.
Dit alles wordt, naar analogie, bevestigd in een brief van het Ministerie van Sociale Voorzorg, dd. 27 juli 1989.
In deze brief wordt gesteld dat met het begrip "winstgevende activiteit", in art. 1 van KB van 12 april 84,eveneens bedoeld wordt de activiteit die de echtgenotenhelpster van een zelfstandige uitoefent.