Art. 73bis, §2 G.W. stelt dat de bijslagtrekkende, met ingang van de 6de maand van de zwangerschap, het kraamgeld kan aanvragen en de uitbetaling ervan bekomen twee maand voor de vermoedelijke geboortedatum welke vermeld staat in het bij de aanvraag te voegen geneeskundig getuigschrift.
Het model E vermeldt dat de aanvraag om kraamgeld mag ingediend worden vanaf de 6de maand van de zwangerschap.
Het is de dokter in de geneeskunde die moet verklaren dat de vrouw de zesde maand zwangerschap heeft bereikt en wanneer de geboorte is voorzien (zie CO 476 van 28 juli 1955).
In de Nederlandse tekst van de CO 832 van 22 mei 1968 aangepast met de CO 1057 van de 26 juli 1978 wordt vermeld, in de rubriek XII Uitbetaling van het kraamgeld vanaf de 6de maand dat elke aanvraag die voor de zesde maand zwangerschap ingediend wordt voortijdig is.
In de Franse tekst wordt echter gesteld dat:
"Toute demande introduite avant les six mois de la grossesse devant être considerée comme prématurée,... " (t.t.z. zes maand zwangerschap).
In praktijk komt het voor dat de kinderbijslaginstellingen de verklaring van de geneesheer controleren. Indien wordt vastgesteld dat de verklaring meer dan 3 maand voor de vermoedelijke geboortedatum werd ingediend, worden de belanghebbenden verzocht een nieuwe aanvraag in te dienen, na 180 dagen of zes maand zwangerschap.
Deze praktijk vindt o.m. zijn reden in het feit dat het kraamgeld voor een miskraam slechts verschuldigd is na ten minste honderdtachtig dagen zwangerschap (art. 73 bis, §1, tweede alinea).
Het gevaar bestaat dan ook dat aanvraag om voorafbetaling van het kraamgeld werd ingediend, bij het begin van de zesde maand zwangerschap, doch dat een miskraam vooraleer het kind 180 dagen gedragen was, het recht op kraamgeld in vraag stelt.
Weliswaar kan de uitbetaling van het kraamgeld slechts bekomen worden twee maand voor de vermoedelijke geboortedatum welke vermeld staat in het bij de aanvraag te voegen geneeskundig getuigschrift. Het is echter perfect begrijpelijk dat de betrokkenen nagelaten hebben tijdig de miskraam te signaleren, hetgeen dan een onverschuldigde betaling van het kraamgeld met zich meebrengt, met alle gevolgen van dien inzake recuperatie.
Antwoord van de Directie Juridische Studiën dd. 10 november 1993. Ref.: Ee3144/Contr./VC (Uittreksel)
Art. 73bis, §2, S.W.K.L. bepaalt dat de bijslagtrekkende met ingang van de zesde maand van de zwangerschap het kraamgeld kan aanvragen en de uitbetaling ervan bekomen twee maand voor de vermoedelijke geboortedatum welke vermeld staat in het bij de aanvraag te voegen geneeskundig getuigschrift.
In de Franse tekst van dezelfde wetsbepaling is er sprake van "à partir du sixième mois de la grossesse", wat dus met de Nederlandse tekst in overeenstemming is.
Strikt juridisch kan er ook geen twijfel bestaan over de interpretatie : " met ingang van" of "à partir de" betekent vanaf het begin van de genoemde maand. Concreet wil dat zeggen dat de bijslagtrekkende vanaf de eerste dag van de zesde maand of na het verstrijken van vijf maanden het kraamgeld aanvragen. Naar analogie kan verwezen worden naar de art. 42bis, eerste lid, en 56, §2, S.W.K.L. Niemand heeft er ooit aan getwijfeld dat "vanaf de zevende maand" betekent : vanaf de eerste dag van de zevende maand of na het verstrijken van zes maanden.
CO 832 van 22 mei 1968 stelt dat elke aanvraag die voor de zesde maand zwangerschap ingediend wordt voortijdig is. Aan Nederlandstalige kant komt dat dus overeen met de wettekst. Wij stellen met U vast dat de Franse tekst, waar die zegt "avant les six mois de la grossesse", een andere betekenis heeft en dus in strijd is met de wet. Dit kan echter geenszins tot gevolg hebben dat er getwijfeld zou worden aan een klaar en duidelijke wettekst die geen interpretatie behoeft, en die hoe dan ook voorrang heeft op een administratieve omzendbrief.
Om deze redenen zijn wij van oordeel dat de praktijk die vereist dat de b elanghebbenden een (nieuwe) aanvraag indienen na 180 dagen of zes volle maanden zwangerschap, niet correct is. Wij achten het daarom opportuun om ter zake een informatienota te verspreiden.
In uw in rand vermelde nota legt U ons tevens een concrete situatie voor waarin het kraamgeld bij het begin van de zesde maand zwangerschap wordt aangevraagd, maar een miskraam nog in diezelfde maand voorvalt, dus voor de periode van 180 dagen zwangerschap, waardoor het recht op kraamgeld vervalt (art. 73bis, 2 lid, S.W.K.L.).
Het is duidelijk dat het hier om uitzonderingsgevallen gaat en dat een algemene regel niet zomaar op de helling kan worden gezet omwille van enkele uitzonderingssituaties. Wij kunnen best begrijpen dat sommige betrokkenen in geval van miskraam er niet onmiddellijk aan denken om de kinderbijslaginstelling hiervan op de hoogte te brengen, maar dat ontslaat hen o.i. niet van hun verantwoordelijkheden. Wordt er ten gevolge van hun nalatigheid intussen ten onrechte kraamgeld uitbetaald (dit kan ten vroegste pas twee maand na de miskraam), dan betreft het dus een onverschuldigde betaling en moet het bedrag teruggevorderd worden.