Een in België tewerkgestelde werknemer verblijft, met zijn gezin, in Nederland. Wegens het ontbreken van een Nederlands recht op kinderbijslag wordt de integrale Belgische kinderbijslag betaald.
De dochter die 18 jaar is en verder studeert ontvangt een arbeidsongeschiktheidsuitkering in toepassing van de Nederlandse "Algemene Arbeidsongeschiktheidswet" (A.A.W.).
Ingevolge de onderrichtingen van de MO 487 worden nog steeds de gewone kinderbijslag uitbetaald.
Heeft deze Nederlandse uitkering, die erop wijst dat de dochter getroffen is door een bepaalde handicap voor gevolg dat een aanvraag om vaststelling van de mindervaliditeit, volgens de Belgische reglementering ter zake kan ingediend worden of is zij juist een beletsel?
Antwoord van de Directie "Internationale Overeenkomsten" van 23 april 1992. Ref.: G2456/Div./KD/AV
Elke ingezetene in Nederland maakt vanaf de leeftijd van 18 jaar aanspraak op een uitkering in het kader van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (A.A.W.) indien hij voor 25% of meer arbeidsongeschikt is.
Deze uitkering ressorteert niet onder de "Algemene Kinderbijslagwetgeving" (A.K.W.) in Nederland noch onder het begrip gezinsbijslag of kinderbijslag als bepaald bij artikel 1 u) i) en ii) van de E.E.G.-Verordening nr. 1408/71.
De bepalingen van hoofdstuk 7 en 8 van deze Verordening en het artikel 10 van de E.E.G.- Verordening Ar. 574/72 zijn bijgevolg van toepassing zonder dat rekening wordt gehouden met de uitkering die in Nederland in het kader van de A.A.W. aan gehandicapte kinderen wordt toegekend. In de interne Belgische wetgeving is evenmin een cumulatie-verbod ingeschreven.
Wanneer de Belgische wettelijke regeling door de Verordeningen wordt aangewezen als de bevoegde regeling inzake kinderbijslag is zij in haar totaliteit van toepassing zodat ook het recht op de bijkomende bijslag voor gehandicapte kinderen moet onderzocht worden.
Het Ministerie van Sociale Voorzorg wijst er in dit verband op dat de interne Belgische wettelijke regeling uiteraard in haar geheel van toepassing is, dus ook de regels voor de vaststelling bepaald in bijlage 48 van C0 949, dd. 7 maart 1992.