Opgeheven vanaf 1.1.1999 - Wet van 10.6.1998, art. 20 (B.S. 15.8.1998).
Dit koninklijk besluit blijft van toepassing op de betrokken werkgevers, ten opzichte van de werknemers die voor 1.1.1999 in dienst getreden zijn, als volgt (Wet van 10.06.1998, B.S. 15.08.1998):
"Artikel 1. De werkgevers aangesloten bij de Bijzondere Compensatiekas bedoeld in artikel 32 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1969 en aangevuld bij de wetten van 23 december 1974 en van 5 januari 1976, zijn verplicht, bij wijze van voorschot op de som van de bijdragen voor het kwartaal, binnen vijf dagen na elke maand van dat kwartaal, een som te betalen die gelijk is aan een derde van het bedrag van de bijdragen betreffende het vorige kwartaal.Het gebeurlijk saldo van de bijdragen die voor het verstreken kwartaal verschuldigd zijn, moet uiterlijk de laatste dag van de maand na dit kwartaal door de werkgever betaald worden. Het gebeurlijk teveel gende moet uiterlijk de laatste dag van de maand na het verstreken kwartaal door de voornoemde Bijzondere Compensatiekas terugbetaald worden.
Art. 2. Het koninklijk besluit van 20 februari 1975 tot uitvoering van artikel 96, tweede lid, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, wordt opgeheven.
Art. 3. Dit besluit wordt voor het eerst toegepast met betrekking tot de bijdragen die verschuldigd zijn over het tweede kwartaal van 1977.
Art. 4. Onze Minister van Sociale Voorzorg is belast met de uitvoering van dit besluit."