A. Context
Het Grondwettelijk Hof heeft zich in zijn arrest nr. 6/2015 van 22 januari 2015 uitgesproken over de manier waarop Art. 41 AKBW geïnterpreteerd moet worden.
Sinds januari 2008 ontving een bijslagtrekkende na van haar echtgenoot gescheiden te zijn de eenoudertoeslag voor haar drie kinderen op basis van Art. 41 AKBW. In februari 2010 hertrouwt zij in Madagaskar. FAMIFED vindt dat door dat huwelijk de eenoudertoeslag niet langer kan worden toegekend en beslist om de sinds dat huwelijk ten onrechte betaalde bedragen terug te vorderen.
De bijslagtrekkende betwist die beslissing en voert aan dat geweigerd werd om haar huwelijk over te schrijven, dat haar echtgenoot geen visum tot gezinshereniging verkregen heeft en dat het departement Buitenlandse Zaken een beroep tot nietigverklaring van het huwelijk heeft ingesteld.
De echtgenoot zal uiteindelijk begin 2013 bij zijn echtgenote in België aankomen.
B. Standpunt van het Grondwettelijk Hof
Het Hof wijst erop dat de eenoudertoeslag werd ingevoerd om armoede te bestrijden.
Het Hof vindt dat in dit geval het huwelijk van de bijslagtrekkende geen invloed heeft op de situatie van de kinderen aangezien de echtgenote het gezin van de kinderen niet kan vervoegen.
Het Hof vindt dus dat Art. 41 AKBW, om in overeenstemming met artikelen 10 en 11 van de Grondwet te zijn, in die zin gelezen moet worden dat “de verhoogde kinderbijslag voor eenoudergezinnen wordt toegekend aan de bijslagtrekkende die gehuwd is maar feitelijk gescheiden is van zijn echtgenoot omdat die echtgenoot bij gebrek aan de vereiste machtigingen wordt verhinderd zich op het Belgische grondgebied bij hem te voegen, zelfs indien het huwelijk niet is gevolgd door een samenwoning, wanneer de scheiding van de echtgenoten blijkt uit de raadpleging van het Rijksregister van de natuurlijke personen of uit andere officiële documenten die de feitelijke scheiding bewijzen en de in het buitenland verblijvende echtgenoot niet over eigen inkomsten beschikt waarmee deze, overeenkomstig artikel 221 van het Burgerlijk Wetboek, naar zijn vermogen dient bij te dragen in de lasten van het huwelijk”.
C. Praktische gevolgen
De interpretatie van het Grondwettelijk Hof geldt enkel in het kader van het onderzoek van het recht op de eenoudertoeslag (Art. 41 AKBW).
Enkel de situaties die gelijkgesteld kunnen worden met de door het Grondwettelijk Hof in zijn arrest nr. 6/2015 onderzochte situatie brengen een recht op de eenoudertoeslag voor de bijslagtrekkende met zich.
De volgende situaties vallen bijgevolg niet onder de toepassing van het arrest
- De toekenning van de verhoogde wezenbijslag en de sociale toeslagen 42bis en 50ter: voor die toekenningen blijven de bestaande richtlijnen gelden.
- De onderhavige regeling is evenmin van toepassing wanneer de echtgenoot/echtgenote van de bijslagtrekkende die in België woont na het huwelijk geen visum in het kader van de gezinshereniging kan aanvragen omdat:
(1) de bijslagtrekkende die in België woont burger is van een derde land buiten de Europese Unie;
(2) én de bijslagtrekkende in België pas na 22 september 2011 een verblijfskaart heeft verkregen;
(3) én de wachttermijn van 2 jaar voor het aanvragen van een visum voor gezinshereniging die onder die omstandigheden geldt nog niet is verstreken.
Wanneer is het arrest wel van toepassing?
De eenoudertoeslag is verschuldigd als er gelijktijdig voldaan is aan de volgende 3 voorwaarden:
- De bijslagtrekkende is gehuwd met een burger van een derde land buiten de Europese Unie (EU).
- De bijslagtrekkende kan wettelijk niet samenwonen omdat aan de echtgenoot/echtgenote in het buitenland (nog) geen visum (visum D) is toegekend:
• de bijslagtrekkende moet op eer verklaren dat de echtgenoot/echtgenote een visum D heeft aangevraagd en daarbij de aanvraagdatum vermelden;
• de bijslagtrekkende dient er zich in die verklaring op eer tevens toe te verbinden onmiddellijk een kopie van de notificatie van de positieve of negatieve beslissing m.b.t. de visumaanvraag voor gezinshereniging aan het kinderbijslagfonds te bezorgen; notificatie die de datum waarop de visumaanvraag is ingediend, vermeldt.
- De in het buitenland verblijvende echtgenoot/echtgenote van de bijslagtrekkende beschikt over geen eigen inkomsten die hem/haar verplichten om naar zijn/haar vermogen bij te dragen in de lasten van het huwelijk, overeenkomstig artikel 221 van het Burgerlijk Wetboek.
Wanneer aan die 3 voorwaarden is voldaan dient de eenoudertoeslag betaald te worden tot de datum waarop het visum wordt toegekend of gedurende maximum 6 maanden indien de bijslagtrekkende Belg is of burger is van een lidstaat van de EU of een jaar als de bijslagtrekkende burger is van een derde land dat niet tot de EU behoort, telkens te tellen vanaf de datum waarop de visumaanvraag werd ingediend.
Aandachtspunten
- Wanneer het visum geweigerd wordt, blijft de onmogelijkheid tot gezinshereniging in België voortduren en kan de eenoudertoeslag verder worden betaald.
- Ontvangt het kinderbijslagfonds na de termijn van 6 of 12 maanden (zie supra) geen kopie van de beslissing over de visumaanvraag, dan wordt de betaling van de eenoudertoeslag stopgezet en worden de vereiste gegevens opnieuw gevraagd aan de bijslagtrekkende. Blijft het antwoord uit, dan wordt de provisioneel betaalde kinderbijslag op basis van de verklaring op eer teruggevorderd, tenzij de bijslagtrekkende alsnog de onontbeerlijke gegevens verstrekt.
D. Toepassing in de tijd
De einddatum van de betaling van de eenoudertoeslag wordt vastgesteld rekening houdende met de trimestrialisering (Art 54 AKBW).
Voorbeeld 1
- de visumaanvraag dateert van 15/1; de notificatie van de toekenning van het visum voor gezinshereniging dateert van 15/7: de eenoudertoeslag kan betaald worden tot 30/9;
- de visumaanvraag dateert van 15/01/2016, de bijslagtrekkende is geen burger van een lidstaat van de EU; na de aanvraag (verklaring op eer) heeft het kinderbijslagfonds geen enkele beslissing ontvangen: de eenoudertoeslag kan betaald worden tot 31/03/2017 en de gegevens worden opnieuw opgevraagd. Wanneer de bijslagtrekkende, na een herinnering, de gevraagde gegevens niet bezorgt, wordt de provisioneel betaalde eenoudertoeslag teruggevorderd.
Voorbeeld 2
- het huwelijk dateert van 31/10. Volgens de verklaring op eer werd de visumaanvraag D op 15/12 ingediend. Bij de ontvangst van de beslissing tot toekenning van het visum blijkt dat de geldige aanvraag pas dateert van 7/1. Bijgevolg zijn van 1/11 tot 6/1 de voorwaarden om de regeling toe te passen niet vervuld. Er is bijgevolg recht op eenoudertoeslag tot 31/12 (trimestrialisering op basis van augustus) en opnieuw vanaf 1/2 (opnieuw ontstaan van het recht op 7/1); de provisioneel betaalde eenoudertoeslag voor januari wordt teruggevorderd.
E. Aandachtspunten
- Zodra uit de gegevens van het RNP blijkt dat de echtgenoot/echtgenote in België is ingeschreven op het adres van de bijslagtrekkende of op een ander adres is niet langer aan deze voorwaarde voldaan. In dat geval wordt de notificatie van toekenning van het visum opgevraagd om de exacte einddatum van het recht op de eenoudertoeslag vast te stellen.
- Deze regeling geldt voor alle huwelijken in het buitenland, ongeacht of ze in België worden overgeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
- Wanneer de bijslagtrekkende die burger is van een derde land buiten de EU de stopzetting van de betaling van de eenoudertoeslag betwist na het verstrijken van de maximumduur van een jaar, te tellen van de datum van de visumaanvraag, wordt het dossier aan het departement Controle voorgelegd die dan zal onderzoeken of een bijkomende verlenging mogelijk is (beroep voor de Raad van State, …).
De contactpersonen zijn:
Griet Smets: 02- 237 26 66 of griet.smets@famifed.be
Herman Stuyver: 02- 237 23 98 of herman.stuyver@famifed.be
- Deze regeling moet ook toegepast worden in wezendossiers en toeslagdossiers (42bis en 50ter) waarin het huwelijk in het buitenland een beletsel vormt voor de toekenning van de verhoogde wezenbijslag of de sociale toeslag 42bis of 50ter, maar waarin aan de voorwaarden is voldaan om het recht op eenoudertoeslag vast te stellen.
F. Gegevensinwinning
Als bijlage gaat de briefmodule gezinshereniging voor de gegevensinwinning in de 3 landstalen en in het Engels.
G. Inwerkingtreding
Deze voorschriften zijn van toepassing op nieuwe dossiers en op lopende dossiers op verzoek van de sociaal verzekerde binnen de grenzen van de verjaringsregels.
De richtlijnen gegeven met de dienstbrieven 999/c.170 van 14 november 2013 en 999/c.170bis van 7 april 2014 die in strijd zijn met de richtlijnen van deze dienstbrief zijn niet langer van toepassing.