1. Context
De CO 1399 van 18 november 2014, betreffende de oprichting van de familie- en jeugdrechtbanken, verschafte uitleg over de bevoegdheid van de familierechtbank inzake de procedures voor de aanduiding van de bijslagtrekkende en de verzetsprocedure, gezien de nieuwe rechtbank een deel van de bevoegdheden van, respectievelijk, de arbeidsrechtbank en de vrederechter overnam. De CO bevatte tevens richtlijnen over de aanduiding van de bijslagtrekkende bij toepassing van Art. 69 AKBW, dat werd aangepast aan deze bevoegdheidswijziging.
Wij stellen vast dat de praktische toepassing van de voorschriften nog steeds vragen oproept. Met deze dienstbrief wensen wij dan ook antwoorden te bieden op de diverse problemen die ons gesignaleerd werden.
We gaan na wanneer een beslissing van de familierechtbank de aanduiding van de bijslagtrekkende dan wel de verzetsprocedure betreft, verduidelijken welke de tegenstelbaarheidsvereisten van het vonnis zijn en preciseren de exacte uitwerking in de tijd.
Deze dienstbrief vernietigt en vervangt onze mail van 24 juni 2015.
De principes worden met voorbeelden geïllustreerd in de bijlage 1 en een stroomschema in de bijlage 2.
2. Aanduiding van de bijslagtrekkende of verzet tegen de betaling aan de bijslagtrekkende
In de praktijk blijkt dat de kinderbijslagfondsen regelmatig geconfronteerd worden met vonnissen van de familierechtbank waarbij grote twijfel ontstaat over de correcte interpretatie van het vonnis, met name over de vraag of het gaat om een aanduiding van de bijslagtrekkende, dan wel om een sommendelegatie.
In het belang van het gezin, met name bij de bepaling van de groepering, en in het kader van de uniformiteit binnen de kinderbijslagregeling, is het absoluut noodzakelijk om correct te bepalen welke procedure van toepassing is.
De CO 1399 stelt dat het vonnis nauwkeurig gelezen dient te worden en dat uit de concrete inhoud zal blijken of het om de aanduiding van de bijslagtrekkende gaat, dan wel een verzet tegen de betaling.
Er kunnen zich twee situaties voordoen:
- Het vonnis verwijst expliciet naar de toepasselijke wetsbepaling
Idealiter verwijst de rechter in het vonnis naar de toepasselijke wetsbepaling, d.w.z. in het vonnis wordt gepreciseerd of hij zich uitspreekt in het kader van artikel 69, §1 vijfde lid AKBW of Art 69, §3 AKBW, of de toepasselijke bepaling van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de bevoegde rechtbank (Art. 572bis, 8° of Art. 572bis, 14).
In voorkomend geval wordt in het vonnis dus duidelijk geëxpliciteerd dat het om de aanduiding van de bijslagtrekkende gaat, dan wel om het verzet tegen de betaling aan de bijslagtrekkende.
- Het vonnis verwijst niet naar een toepasselijke wetsbepaling
De ervaring leert ons dat het, in de tot nu toe voorgelegde vonnissen, meestal een aanduiding van de bijslagtrekkende betreft.
Mocht er toch twijfel bestaan over de interpretatie van concrete gevallen, dan kan het vonnis worden voorgelegd aan de dienst Administratief Toezicht van FAMIFED.
mailto:inge.vandenbosch@famifed.be
3. Tegenstelbaarheidsvereisten van de vonnissen
Inzake de betwistingen op grond van Art. 69, §1, 5e lid AKBW, stelt de CO 1399 dat, aangezien het kinderbijslagfonds één van de partijen is in deze geschillen, ze zonder andere formaliteit gebonden is door het vonnis dat haar via de griffie van de familierechtbank ter kennis wordt gebracht.
Hierbij werd er van uit gegaan dat het kinderbijslagfonds steeds partij is in het geschil voor de familierechtbank. In de praktijk blijkt echter dat deze gerechtelijke beslissingen meestal kaderen in een echtscheidingsprocedure, dus tussen beide ouders onderling, waarbij het fonds geen partij is in het geding.
Voor de bepaling van de toepasselijke tegenstelbaarheidsvereisten lijkt het daarom aangewezen, zowel bij de uitspraken in het kader van Art 69, §1, 5e lid AKBW als bij de andere vonnissen, een opdeling te maken tussen de geschillen waarbij het kinderbijslagfonds al dan niet gerechtspartij is.
- Het kinderbijslagfonds is partij in het geding
In dit geval is het fonds zonder andere formaliteit gebonden door het vonnis dat haar automatisch, via de griffie van de familierechtbank, ter kennis werd gebracht.
- Het kinderbijslagfonds is geen partij in het geding
Bij geschillen tussen andere partijen, moet het vonnis aan het kinderbijslagfonds op wettige wijze tegenstelbaar gemaakt worden opdat het uitwerking zou hebben.
Vanuit het streven naar administratieve vereenvoudiging volstaat het voortaan, in alle situaties waarbij het kinderbijslagfonds geen betrokken partij is, om aan de betrokkene een kopie te vragen van het vonnis, het arrest of de gerechtelijke beslissing. Op voorwaarde dat het een volledige en onbewerkte kopie betreft, voldoet de ontvangst van zulk afschrift als verplichting voor het kinderbijslagfonds om zich hieraan te conformeren.
A fortiori is een vonnis dat betekend werd aan het kinderbijslagfonds tegenstelbaar.
Voor de rechtszekerheid dient het kinderbijslagfonds in de motiveringsbrief aan de vroegere bijslagtrekkende te laten weten vanaf welke datum, op basis van welk vonnis, aan de andere bijslagtrekkende zal betaald worden, met de vraag te reageren als er beroep werd aangetekend of als er een recenter vonnis zou bestaan.
4. Datum van uitwerking van het vonnis
Hierbij maken we opnieuw een onderscheid naar gelang de wettelijke basis van het vonnis.
- Vonnis in toepassing van Art. 69, §1, 5e lid AKBW: aanduiding van de wettelijke bijslagtrekkende
De gerechtelijke aanwijzing van de bijslagtrekkende, in het belang van het kind, heeft uitwerking de 1e dag van de maand volgend op de ontvangst van het vonnis.
Tot die datum kan het kinderbijslagfonds rechtsgeldig blijven betalen aan de initiële bijslagtrekkende.
Bij de toekenning van achterstallen wordt rekening gehouden met welke persoon de hoedanigheid van bijslagtrekkende had in de periode waarover de kinderbijslag handelt.
- Vonnis zonder aanduiding van bijslagtrekkende
Het betreft hier een zogenaamde sommendelegatie, dus geen formele wijziging van de bijslagtrekkende. De uitwerkingsdatum van dit type procedure is niet wettelijk bepaald. Strikt genomen zijn immers noch Art. 69, §1, 5e lid, tweede zin AKBW, noch Art. 70bis, 1e lid AKBW hier van toepassing.
Gelet op het feit dat de uitvoering van de sommendelegatie voor alle kinderbijslagfondsen, op een uniforme wijze, praktisch uitvoerbaar moet zijn, wordt bepaald dat de kinderbijslag in principe onmiddellijk betaald moet worden aan een andere persoon dan de wettelijke bijslagtrekkende vanaf het tijdstip waarop het fonds het vonnis ontvangt, en dit zowel voor het verleden als voor de toekomst, maar dat hierbij rekening wordt gehouden met een termijn van 30 kalenderdagen voor de behandeling.
Alle betalingen aan de wettelijke bijslagtrekkende uitgevoerd binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van het vonnis, maar vóór de behandeling van het vonnis, zijn dan bevrijdend.
Eventuele achterstallen worden toegekend aan de persoon die door de sommendelegatie gemachtigd werd de kinderbijslag te ontvangen.
- Bijzondere situatie: verdeling van de kinderbijslag
In bepaalde vonnissen die als een aanduiding van de bijslagtrekkende gekwalificeerd worden legt de rechter daarnaast een verdeling van de kinderbijslag (50/50 of een andere verdeling) op tussen de ouders.
In dat geval moet het kinderbijslagfonds dit voor de uitbetaling niettemin toch als een sommendelegatie beschouwen, zonder echter afbreuk te doen aan de door het vonnis aangewezen of wettelijke bijslagtrekkende. Er kan immers slechts één enkele wettelijke bijslagtrekkende worden aangeduid.
Met andere woorden, voor de groepering en de uitwerkingsdatum wordt de procedure voor een aanduiding van bijslagtrekkende toegepast, voor de concrete uitbetaling van de kinderbijslag worden de bepalingen voor een sommendelegatie gebruikt.
5. Inwerkingtreding
De nieuwe richtlijnen zijn onmiddellijk van toepassing.
De bepalingen van de dienstbrieven II/A/996/16/agy van 18 juli 2001 en II/A/C/996/81/hh van 25 februari 2008 worden opgeheven.
6. Bijlage
In bijlage vindt u enkele voorbeelden en een stroomschema die de principes verduidelijken.