TabsTekst De wet van 29 december 1990 voorziet dat de bedragen bepaald bij art. 40 van de samengeordende wetten betreffende kinderbijslag voor loonarbeiders worden verhoogd met de bijslagen bepaald bij art. 42bis of art. 50ter GW ten behoeve van het kind, waarvan sprake is in art. 56quater, eerste lid GW voor zover het rechtgevend was op deze bijslagen bij het overlijden van de rechthebbende. De enige voorwaarde die gesteld wordt voor het behoud van het recht op de bijkomende kinderbijslag bedoeld in de art. 42bis of art. 50ter uit hoofde van de rechthebbende die een overlevingspensioen geniet, is dat een recht op deze bijkomende bijslagen geopend was op het ogenblik van het overlijden uit hoofde van de rechthebbende die gepensioneerd, langdurig werkloos of invalide is. De bezorgdheid van de wetgever bestaat erin een recht te behouden dat verworven is vóór het overlijden van de rechthebbende en de gezinnen dus niet te straffen tengevolge van dit overlijden door het bedrag van de toegekende kinderbijslag te verminderen. Art. 42bis, vierde lid GW bepaalt de voorwaarden waaraan de gerechtigde op een pensioen moet voldoen om te kunnen genieten van de bijkomende kinderbijslagen. Dit lid betreft de gerechtigden op een pensioen bedoeld in art. 57 GW en niet de gerechtigde op een overlevingspensioen. ReferentiesLegal Reference: Artikel 56quater uit Kinderbijslagwet werknemers MetadataDatum van inwerkingtreding: 24/05/1991Datum van afkondiging: 24/05/1991Sleutelwoorden: GEPENSIONEERDE \ SOCIAAL SUPPLEMENTOVERLEVINGSPENSIOENPENSIOEN