(...)
Volgens de huidige tekst van artikel 56 wordt de kinderbijslag toegekend aan de zieke of door ongeval getroffen arbeider die een in de wetgeving betreffende de ziekte- en invaliditeitsverzekering bepaalde uitkering geniet:
1° volgens de bij artikel 40 (...) bepaalde bedragen (gewone schaal), tijdens de eerste zes maanden van het tijdvak van primaire ongeschiktheid ;
2° Volgens de bij artikel 50ter bepaaldebedragen (...), vanaf de zevende maand van het tijdvak van primaire arbeidsongeschiktheid of in het tijdvak van voortdurende arbeidsongeschiktheid of invaliditeitstijdvak, of die een invaliditeitspensioen geniet krachtens de wetgeving betreffende de rustpensioenregeling voor mijnwerkers.
Er dient aangestipt dat artikel 46 van de voormelde wet van 9 augustus 1963 bepaalt dat de gerechtigde over elke werkdag van een éénjarig tijdvak ingaande op de aanvangsdag van zijn arbeidsongeschiktheid, een uitkering, "primaire ongeschiktheidsuitkering" genoemd, ontvangt.
Volgens de nieuwe beschikkingen van artikel 56 is de kinderbijslag volgens de verhoogde schaal verschuldigd na afloop van een periode van zes maanden, die ingaat op de aanvangsdatum van de arbeidsongeschiktheid. Deze laatste datum wordt trouwens vastgesteld door de ziekenfondsen op de gebruikelijke kennisgeving mod. 736 N.
Het kan echter gebeuren dat een arbeidsongeschikte tijdens of na deze periode van 6 maanden niet langer in staat van primaire arbeidsongeschiktheid is over een tijdvak dat minder dan twaalf werkdagen telt (bijv. ingevolge werkhervatting). Overeenkomstig hetzelfde artikel 46 onderbreekt dit tijdvak, waarvoor geen primaire ongeschiktheidsuitkering wordt betaald, de loop van het tijdvak van primaire ongeschiktheid niet.
Vermits, dus na de onderbreking van minstens twaalf dagen, krachtens de wetgeving op de ziekte en invaliditeit een nieuwe periode van arbeidsongeschiktheid begint te lopen, moet de kinderbijslag aan de gewone schaal hernomen worden vanaf het begin van deze periode en kan hij slechts aan de verhoogde schaal uitgekeerd worden na afloop van 6 maanden.
Er kan zich eveneens een onderbreking voordoen:
1° (...)
2° (...) tijdens het invaliditeitstijdvak zoals voorzien bij artikel 53 van de wet van 9 augustus 1963 (...).
Indien de gerechtigde niet verder in staat van (...) invaliditeit is over een tijdvak van minder dan 3 maanden, wordt overeenkomstig artikel 50 (...) van de wet van 9 augustus 1963 noch de loop van het tijdvak van voortdurende arbeidsongeschiktheid, noch de loop van het invaliditeitstijdvak onderbroken.
Na een onderbreking van minstens 3 maanden herbegint dus een nieuwe periode van primaire ongeschiktheid en begint dus een nieuwe periode te lopen gedurende welke de kinderbijslag tegen de gewone schaal zal worden toegekend. De kinderbijslag aan de verhoogde schaal zal slechts kunnen hernomen worden wanneer opnieuw een termijn van 6 maanden te rekenen van de aanvangsdatum van de primaire ongeschiktheid zal verstreken zijn.
Deze regelen dienen per analogie toegepast voor de toekenning van het recht op kinderbijslag voor slachtoffers van arbeidsongevallen en andere arbeidsongeschikte werknemers, die niet ressorteren onder de regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering.
Zij laten de richtlijnen onverlet van de C.O. nr. 423 van 12 november 1952 betreffende de aanvang van de invaliditeit ingevolge consolidatie der letsels, en de richtlijnen van de C.O. nr. 705 van 9 oktober 1963 betreffende de berekening van de periodes van arbeidsongeschiktheid toe te schrijven aan eenzelfde ongeval.
De deskundige geneesheer van onze instelling zal eveneens dezelfde werkwijze, op de gevallen die hem voorgelegd worden, toepassen.