De bedragen, vermeld in artikel 40, worden voor de kinderen van een arbeidsongeschikte werknemer of zelfstandige, bedoeld in artikel 56, § 2, evenals voor de rechtgevende kinderen uit hoofde van een rechthebbende krachtens artikel 56quater, in de situatie bedoeld in het vierde lid van dat artikel verhoogd met een bijslag van :
1° 74,94 EUR voor het eerste kind;
2° 21,59 EUR voor het tweede kind;
3° 3,79 EUR voor het derde kind en voor elk volgend kind. Wanneer de toeslag evenwel verschuldigd is aan een bijslagtrekkende bedoeld in artikel 41, eerste en tweede streepje, bedraagt de toeslag 17,41 EUR. (1)
(1) Bij toepassing van artikel 76bis zijn de bedragen gekoppeld aan het aldaar toepasselijke spilindexcijfer.