Het koninklijk besluit van 24 februari 2003 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 1997 tot uitvoering van artikel 71, § 1 bis KBW is verschenen in het Belgisch Staatsblad van 17 maart 2003.
Deze omzendbrief behandelt in het kort de regels vervat in dat besluit, die een aantal richtlijnen gegeven in CO 1309 van 20 juni 1997 met betrekking tot de bevoegdheid van de Rijksdienst ofwel bekrachtigen ofwel teniet doen.
1. Bekrachtiging van de bevoegdheid van de Rijksdienst bepaald in CO 1309
Punt 3.1.4.3 van CO 1309 (pagina 9) regelt de bevoegdheid voor een nieuw recht dat ontstaat voor een rechthebbende in een toekenningssituatie die geen arbeidscontract of ambtenarenstatuut heeft.
In dat geval is bevoegd: het fonds van de laatste werkgever van de rechthebbende in een toekenningssituatie als die een nieuw recht verkrijgt.
Maar als de laatste beroepsactiviteit van de rechthebbende een activiteit als zelfstandige was of voor een werkgever naar buitenlands recht, is volgens CO 1309 de Rijksdienst bevoegd.
De tekst van artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 april 1997 is door het koninklijk besluit van 24 februari 2003 gewijzigd in die zin dat de geldende richtlijn wordt bekrachtigd.
2. Nieuwe bepaling m.b.t. de bevoegdheid van de Rijksdienst bij betalingen voor rekening van derden, in geval van een voortgezet recht
Het koninklijk besluit van 24 februari 2003 bepaalt dat de bevoegdheid van de Rijksdienst na die van een overheidsdienst voor rekening waarvan hij gezinsuitkeringen betaalt, ingaat vanaf het kwartaal na dat waarin de gebeurtenis valt die oorzaak is van de wijziging.
Punt 4.2. van CO 1309 wordt dus ingetrokken.
3. Inwerkingtreding
Het koninklijk besluit van 24 februari 2003 treedt in werking op 1 juli 2003