Een werknemer uit de privé-sector die sedert 1 januari 1989 slechts deeltijds tewerkgesteld is bij deze werkgever, is daarnaast als attaché (halftime) werkzaam bij het Kabinet van de vice-voorzitter van de Vlaamse Gemeenschap.
Zijn prestaties bij het lid van het betrokken kinderbijslagfonds bereiken niet de minimumnorm om recht te hebben op de forfaitaire bijslag.
De vraag is of een attaché aan een kabinet, die niet tot het personeel der Ministeries behoort, onder de toepassing van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor werknemers valt, dan wel onder andere Belgische wet- of reglementsbepalingen.
Antwoord van de Directie der Juridische Studien dd. 24 april 1990. Ref.: E0104/Dir. D (uittreksel)
Volgens inlichtingen, ons meegedeeld door het Ministerie van Sociale Voorzorg, worden kabinetsleden die niet gedetacheerd zijn door een overheidsdienst, maar afkomstig zijn uit de privé-sectors, benoemd als tijdelijk lid van het overheidspersoneel. Ze worden beschouwd als niet-vastbenoemde statutaire ambtenaren en zijn bijgevolg niet verbonden door een arbeidsovereenkomst.
Op het vlak van de sociale zekerheid worden de kabinetsattachés, zoals bedoeld in uw nota, gelijkgesteld met personen die in de openbare sector tewerkgesteld worden. Ze zijn dus onderworpen aan de bijdrageregeling voor het overheidspersoneel (zie art. 9 KB van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders).
Wat het recht op kinderbijslag betreft, bepaalt art. 10 van KB van 20 mei 1965 betreffende de samenstelling en de werking van de ministeriële kabinetten en betreffende het personeel van de ministeries aangewezen om van het kabinet van de voorzitter of van een lid van de Executieve van een Gemeenschap of een Gewest deel uit te maken, dat de leden van de ministeriële kabinetten (ongeacht hun oorsprong) kinderbijslag genieten tegen het bedrag en onder de voorwaarden bepaald voor het personeel der ministeries.
Hieruit volgt dat de kinderbijslag uit hoofde van kabinetsleden rechtstreeks uitbetaald wordt door de openbare overheid, waaronder het betrokken kabinet ressorteert.
Dit geldt eveneens voor kabinetsleden die niet tot het personeel van een Ministerie behoren.
Dit geval dat U ons voorlegt betreft een werknemer die deeltijds tewerkgesteld is in de privé-sector en deeltijds verbonden is aan het kabinet van de vice-Voorzitter van de Vlaamse Executieve.
Het gaat dus om een rechthebbende die in de loop van de maand terzelfder tijd door twee werkgevers is tewerkgesteld. In dit geval is art. 4 van KB van 8 juli 1981 tot vaststelling van de regelen volgens welke de kinderbijslag verschuldigd is in uitvoering van art. 42, 3e lid G.W., toepasselijk.
Art. 1 van hogergenoemd KB bepaalt immers dat, voor de toepassing van dit besluit, onder "kinderbijliaginstellingen" eveneens het Rijk en de openbare instellingen die bij of krachtens een wet verplicht zijn rechtstreeks de kinderbijslag te verlenen voor hun personeel, dienen begrepen te worden.
De art. 59 en art. 60 G.W., zijn, ons inziens, niet van toepassing.