Sinds 1 januari 1999, de datum van inwerkingtreding van de wet betreffende de collectieve schuldenregeling (waarvan de tekst als bijlage gaat), hebben een aantal kinderbijslagfondsen aanvragen ontvangen vanwege schuldbemiddelaars die handelen ter uitvoering van die wet.
Naast de directe antwoorden die de Rijksdienst heeft verstrekt op de vragen om informatie vanwege een aantal Fondsen is het nuttig de algemene inhoud en de logica van de bepalingen van de genoemde wet te situeren, en de gevolgen ervan voor de kinderbijslagfondsen uiteen te zetten.
Dat is het doel van deze informatienota, die ongetwijfeld later nog aangevuld zal worden naarmate in de praktijk lering wordt getrokken uit de toepassing van de wet.
1. Doelstelling van de wet van 5 juli 1998
De wet van 5 juli 1998 wil een procedure instellen die personen met woonplaats in België in staat moet stellen aanslepende moeilijkheden verbonden aan de terugbetaling van hun schulden te boven te komen. De procedure moet leiden tot het herstel van de financiële situatie van de schuldenaar door in de mate van het mogelijke te voorzien in de terugbetaling van de schulden terwijl de betrokkene een menswaardig leven kan leiden.
2. Gevolgen van de procedure voor collectieve schuldenregeling voor de kinderbijslagfondsen
Een kinderbijslagfonds kan vanuit twee oogpunten betrokken zijn bij een procedure voor collectieve schuldenregeling:
- als het kinderbijslag uitkeert aan iemand met een overmatige schuldenlast: de kinderbijslag is onderdeel van de baten van het vermogen van die persoon.
- als het ten onrechte betaalde bijslag moet terugvorderen van iemand met een overmatige schuldenlast: de verplichting tot terugbetaling van de ten onrechte ontvangen gezinsbijslag moet bij de lasten het vermogen van de betrokkene bijgeschreven worden.
Deze twee aspecten worden hierna in de uiteenzetting over de verschillende fasen van de procedure apart behandeld.
3. Fasen van de procedure
De procedure begint met een aanvraag vanwege de persoon met een overmatige schuldenlast aan de beslagrechter van zijn woonplaats (3.1). Die aanvraag kan uitlopen op een beschikking van toelaatbaarheid (3.2) die gevolgd wordt door een minnelijke aanzuiveringsregeling voorgesteld door de schuldbemiddelaar (3.3) en eventueel door een gerechtelijke aanzuiveringsregeling (3.4).
3.1. Aanvraag van de schuldenaar aan de beslagrechter (art. 1675/4 Gerechtelijk Wetboek)
Iemand (of een paar) die in de onmogelijkheid meent te zijn om zijn schulden terug te betalen, vraagt de beslagrechter om toepassing van de procedure voor collectieve schuldenregeling en dus om een schuldbemiddelaar.
In het verzoekschrift moeten in het bijzonder de baten en de lasten van het vermogen van de betrokkene opgesomd worden.
Dat een dergelijk verzoekschrift is ingediend bij de beslagrechter heeft op zich geen enkel gevolg voor de handelwijze van het betrokken fonds: de kinderbijslag wordt verder betaald aan de persoon met een overmatige schuldenlast/bijslagtrekkende en in voorkomend geval worden ambtshalve terugvorderingen (inhoudingen) of terugvorderingen op grond van een vonnis (beslag) voortgezet.
3.2. Beschikking van toelaatbaarheid (art. 1675/6 Ger. W.)
Als de beslagrechter oordeelt dat de aanvraag gegrond is spreekt hij een toelaatbaarheidsvonnis uit waarin een schuldbemiddelaar wordt aangewezen (een advocaat, notaris of deurwaarder, het OCMW, enz.)
De gevolgen van die beschikking van toelaatbaarheid zijn zeer belangrijk maar ze verschillen naargelang de schuldenaar bij de start van de procedure (het verzoekschrift bij de beslagrechter) al dan niet heeft verklaard dat hij of zij kinderbijslag ontvangt en/of ten onrechte ontvangen kinderbijslag moet terugbetalen.
3.2.1. De persoon met een overmatige schuldenlast heeft bij het indienen van zijn verzoekschrift bij de beslagrechter verklaard bijslagtrekkende te zijn (schuldeiser van kinderbijslag) en/of schuldenaar van een kinderbijslagfonds (terug te betalen ten onrechte ontvangen kinderbijslag) (1675/7 Ger. W.)
- Wat betreft verschuldigde kinderbijslag: de griffie stuurt een kennisgeving van de beschikking van toelaatbaarheid naar het fonds. Zodra het die kennisgeving heeft ontvangen is het fonds verplicht de verschuldigde kinderbijslag (gewone betalingen na vervallen termijn en eventuele regularisaties) te betalen aan de schuldbemiddelaar. Aangezien er technisch gezien geen sprake is van een verandering van bijslagtrekkende (de schuldenaar ontvangt de kinderbijslag in de plaats van de bijslagtrekkende die zijn/haar hoedanigheid behoudt) heeft de kennisgeving vanwege de griffie dadelijk uitwerking.
- Wat betreft kinderbijslag die het fonds moet terugvorderen: de kennisgeving van de beschikking van toelaatbaarheid moet vergezeld zijn van een formulier van aangifte van schuldvordering.
Die aangifte van schuldvordering moet binnen een maand na de toezending van de beschikking van toelaatbaarheid worden gedaan bij de schuldbemiddelaar, aan de hand van een aangetekend schrijven met ontvangstbericht ofwel op het kantoor van de schuldbemiddelaar. In het laatste geval geeft de schuldbemiddelaar of zijn gevolmachtigde een ontvangstbericht af.
In de aangifte van schuldvordering moet vermeld worden:
- dat het gaat om een schuld inzake kinderbijslag die al dan niet is bekrachtigd door een beslissing van het arbeidsgerecht (kopie bijvoegen van de naar de bijslagtrekkende gezonden kennisgeving van de schuld of van het vonnis);
- het bedrag van de ten onrechte betaalde kinderbijslag die nog teruggevorderd moet worden en de terugvorderingsmodaliteiten die tot dan toe zijn toegepast (inhouding à hoeveel percent/gespreide terugbetalingen met het akkoord van het fonds of toegestaan door de rechter/beslag);
- het bedrag van de op dat ogenblik door de debiteur verschuldigde intresten op grond van een rechterlijke beslissing of ingevolge de toepassing van art. 21 van het handvest van de sociaal verzekerde (cf. punt 14 van CO 1314 van 17 april 1998);
- het bedrag van de gerechtskosten die op de sociaal verzekerde verhaald kunnen worden (o.m. kosten van de betekening van een vonnis bij verstek en kosten van een vergeefs beslag);in voorkomend geval, dat bij het arbeidsgerecht een terugvorderingsprocedure loopt.
Opmerkingen
- Art. 1675/7, §2, Ger. W. bepaalt: "Alle middelen van tenuitvoerlegging die strekken tot betaling van een geldsom worden geschorst. "De gevolgen van die grondregel worden hierna uiteengezet.
Als vóór de kennisgeving van de beschikking van toelaatbaarheid inhoudingen werden gedaan, hetzij ambtshalve, hetzij op grond van een rechterlijke beslissing, moeten die stopgezet worden, ongeacht het percentage.
Als het fonds op het tijdstip van de kennisgeving van de beschikking van toelaatbaarheid op grond van een rechterlijke beslissing bezig was met een tenuitvoerlegging (bijvoorbeeld beslag op het loon van de schuldenaar), heeft dat beslag niet langer uitwerking. Hoewel het dus niet langer uitwerking heeft behoudt het beslag echter zijn bewarende werking, wat bijvoorbeeld betekent dat als de beschikking van toelaatbaarheid later door de beslagrechter zou worden herroepen (cf. punt 4 hierna) het opnieuw kan worden uitgevoerd.
- De loop van de intresten die de debiteur aan het kinderbijslagfonds verschuldigd is, wordt door de beschikking van toelaatbaarheid opgeschort (art. 1675/7, §1 Ger. W.). Het bedrag van de intresten verschuldigd door de betrokkene verhoogt dus niet meer, afgezien van een mogelijke 'reactivering' in een latere fase van de procedure.
3.2.2. De persoon met een overmatige schuldenlast heeft bij het indienen van zijn verzoekschrift bij de beslagrechter niet verklaard - of wist niet - dat hij of zij bijslagtrekkende is (schuldeiser van kinderbijslag) en/of schuldenaar van een kinderbijslagfonds (terug te betalen ten onrechte ontvangen kinderbijslag
In het zeer technische jargon van deze materie is het fonds in dat geval een 'vergeten debiteur' (het fonds is kinderbijslag verschuldigd aan de persoon met een overmatige schuldenlast maar dat is de beslagrechter niet bekend) en/of een 'vergeten schuldeiser' (de persoon met een overmatige schuldenlast moet ten onrechte ontvangen kinderbijslag terugbetalen aan het fonds maar dat feit is op het tijdstip van de beschikking van toelaatbaarheid niet bekend).
In beide gevallen is dus van de beschikking van toelaatbaarheid geen kennisgeving gestuurd naar het betrokken kinderbijslagfonds, dat dus niet weet dat een schuldbemiddelaar aangesteld is.
- Wat betreft de verschuldigde kinderbijslag: de betalingen gedaan door het fonds aan de bijslagtrekkende zijn 'bevrijdend' (betalingen te goeder trouw) aangezien het geen weet had van de uitwerking van de beschikking van toelaatbaarheid en dus te goeder trouw handelde.
Die goede trouw komt ter discussie te staan als het fonds weet krijgt van de procedure voor collectieve schuldenregeling zonder daarom vanwege de griffie een kennisgeving in de voorgeschreven vorm te hebben ontvangen. Op dat ogenblik moet het fonds dus zijn betalingen aan de bijslagtrekkende opschorten en de schuldbemiddelaar vragen wat het te doen staat.
- Wat betreft de niet verschuldigde kinderbijslag die teruggevorderd moet worden: als vergeten schuldeiser beschikt het fonds volgens de wet over de mogelijkheid van derdenverzet (art. 1675/16, 3e lid Ger. W.). Aangezien dat een zeer zware procedure is (alle betrokken partijen moeten gedagvaard worden) moet het fonds om te beginnen de schuldbemiddelaar en de griffie van de betrokken rechtbank contacteren zodra het weet krijgt van het bestaan van een beschikking van toelaatbaarheid, door uit eigen beweging een aangifte van schuldvordering te doen. Die aangifte van schuldvordering zal ontvankelijk zijn aangezien niet kan worden gesteld dat ze te laat is.
3.2.3. Bijzonder geval: een debet van een fonds wordt teruggevorderd door een ander fonds, via inhoudingen
Het is niet onmogelijk dat een van beide fondsen in kennis gesteld wordt van het bestaan van de procedure voor collectieve schuldenregeling en het andere niet.
Het fonds dat als eerste kennis krijgt van de lopende procedure voor collectieve schuldenregeling moet aan de schuldbemiddelaar en aan de griffie van de betrokken rechtbank de vordering van het andere fonds meedelen en tegelijkertijd dat andere fonds op de hoogte brengen.
3.3. Minnelijke aanzuiveringsregeling (art. 1675/10 Ger. W.)
Op basis van de baten en lasten van het vermogen van de persoon met een overmatige schuldenlast stelt de schuldbemiddelaar een minnelijke aanzuiveringsregeling op die voor akkoord wordt voorgelegd aan de betrokkene zelf en aan alle schuldeisers.
- De wet bepaalt geen termijn voor de collectieve schuldenregeling zodat de schuldbemiddelaar geheel vrij een voorstel kan doen.
- De bevoegdheid van de schuldbemiddelaar om voorstellen te doen, wordt door de wet niet beperkt. De schuldbemiddelaar kan dus:
- een nieuw afbetalingsplan voor de schuld voorstellen.
- de gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de schuld (de annulering van het bestaan zelf van de schuld) of de gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de op de schuld verschuldigde intresten voorstellen.
- afwijkingen voorstellen van de regels inzake onvatbaarheid voor beslag, zodat in principe de aan de persoon met een overmatige schuldenlast verschuldigde kinderbijslag zou kunnen dienen ter terugbetaling van de schuldeisers.
- Deze fase van de procedure is voor een fonds dat een debet moet terugvorderen van de persoon met een overmatige schuldenlast van cruciaal belang. Zoals alle schuldeisers zal het fonds namelijk door de schuldbemiddelaar verzocht worden om zich akkoord te verklaren met de door hem voorgestelde regeling.
Het kinderbijslagfonds mag in geen geval toegevingen doen aangaande het bedrag van de terug te vorderen kinderbijslag, afgezien van de toepassing van art. 91 G.W. (vrije kinderbijslagfondsen) of 106 G.W. (Rijksdienst). Met andere woorden: een kinderbijslagfonds dat schuldeiser is van de persoon met een overmatige schuldenlast kan wettelijk niet akkoord gaan met een aanzuiveringsregeling die het bedrag van zijn schuldvordering (ten onrechte betaalde kinderbijslag) beperkt, tenzij:
- wanneer daartegenover een aanrekening op zijn reservefonds staat omdat vanuit sociaal oogpunt beter niet teruggevorderd wordt.
- wanneer daartegenover een aanrekening op zijn reservefonds staat omdat terugvordering technisch gezien onmogelijk is aangezien de betrokkene geen enkel goed bezit waarop beslag kan worden gelegd.
- wanneer daartegenover een aanrekening op zijn reservefonds staat omdat de schuldvordering geen 200 BEF bedraagt en geen inhouding op nog verschuldigde kinderbijslag meer mogelijk is (omdat de schuldenaar niet langer bijslagtrekkende is of omdat de inhoudingen zijn opgeschort wegens de lopende procedure voor collectieve schuldenregeling).
Bovendien is het zo dat een aanrekening op het reservefonds in deze gevallen maar definitief is als achteraf de beschikking van toelaatbaarheid, de regeling of de gedeeltelijke kwijtschelding niet wordt herroepen (cf. punt 4 hierna).
- Als alle betrokken partijen zich akkoord verklaard hebben met de minnelijke aanzuiveringsregeling wordt de regeling door de beslagrechter gehomologeerd.
3.4. Gerechtelijke aanzuiveringsregeling (art. 1675/11 - 12 - 13 Ger. W.)
Als geen akkoord kan worden bereikt tussen de schuldeisers en de persoon met een overmatige schuldenlast over de door de schuldbemiddelaar voorgesteld regeling of als er geen dergelijk akkoord is binnen vier maanden na de aanwijzing van een schuldbemiddelaar, wordt de zaak opnieuw aan de beslagrechter voorgelegd.
De rechter hoort de verschillende partijen en neemt een van de drie volgende types van beslissingen.
- Geen gerechtelijke aanzuiveringsregeling
De beslagrechter kan oordelen dat gelijk welke collectieve schuldenregeling onrealistisch is. De beschikking van toelaatbaarheid verliest in dat geval zijn uitwerking en de verschillende schuldeisers kunnen opnieuw elk apart de schuldenaar vervolgen, terwijl de schuldenaars niet meer verplicht zijn tot betaling in handen van de schuldbemiddelaar.
- Gerechtelijke aanzuiveringsregeling zonder kwijtschelding van schulden in hoofdsom
- Zonder het principe ter discussie te stellen dat de bestaande schulden terugbetaald moeten worden (schuld 'in hoofdsom', anders gezegd zonder de verschuldigde intrest) kan de rechter namelijk:
- de betaling van de schulden in hoofdsom en van de intresten en kosten uitstellen of herschikken; zo kan de rechter nieuwe afbetalingstermijnen toestaan die voor de schuldenaar gunstiger zijn dan die waarmee het arbeidsgerecht of het fonds vroeger had ingestemd, ofwel voor de inhoudingen een percentage bepalen dat lager is dan dat van toepassing vóór de beschikking van toelaatbaarheid.
- beslissen dat de door de debiteur verschuldigde intresten en kosten geheel of gedeeltelijk worden kwijtgescholden.
- Een gerechtelijk aanzuiveringsregeling loopt maximaal over vijf jaar, hoewel de mogelijkheid tot verlenging bestaat.
- De rechter kan afwijken van de regels inzake onvatbaarheid voor beslag, zonder daarbij lager te mogen gaan dan het aan de persoon met een overmatige schuldenlast verschuldigde levensminimum. Dat betekent dat in principe kinderbijslag verschuldigd aan de bijslagtrekkende debiteur kan gebruikt worden om schuldeisers te betalen.
- Als in de collectieve schuldenregeling niet wordt afgeweken van de regel dat de gezinsbijslag niet vatbaar is voor beslag en de gezinsbijslag dus niet wordt gebruikt om de schuldeisers te betalen, moet de schuldbemiddelaar logischerwijze de kinderbijslagfondsen ontslaan van de verplichting om de gezinsbijslag aan hem te betalen, verplichting die is ontstaan bij de betekening van de beschikking van toelaatbaarheid.
- Gerechtelijke aanzuiveringsregeling met gedeeltelijke kwijtschelding van schulden in hoofdsom
- Op verzoek van de persoon met een overmatige schuldenlast kan de beslagrechter de schulden in hoofdsom (naast de intresten en de kosten) gedeeltelijk kwijtschelden. Daarvoor gelden echter zeer strikte voorwaarden:
- een regeling is maar mogelijk als die gepaard gaat met een gedeeltelijke kwijtschelding van de schuld in hoofdsom.
- alle voor beslag vatbare goederen van de schuldenaar worden op initiatief van de schuldbemiddelaar verkocht; de opbrengst van de verkoop wordt verdeeld tussen alle schuldeisers, rekening houdend met de aard van hun schuld (een kinderbijslagfonds heeft geen bijzonder 'voorrecht' wat betekent dat andere schuldeisers vóór het fonds 'bediend' zullen worden uit de opbrengst van de verkoop en met name de hypothecaire schuldeisers als het gaat om de verkoop van een onroerend goed.
- bepaalde schulden, bijvoorbeeld verschuldigde alimentatie, kunnen niet gedeeltelijk kwijtgescholden of met andere woorden ten dele geannuleerd worden.
- de kwijtschelding van een schuld in hoofdsom is maar definitief als de persoon met een overmatige schuldenlast nauwgezet het door de rechter bepaalde aanzuiveringsplan volgt.
- De collectieve schuldenregeling wordt gespreid over minstens drie jaar maar mag in geen geval meer dan vijf jaar beslaan.
- De rechter is niet gebonden door de regels inzake onvatbaarheid voor beslag, met name wat de kinderbijslag betreft, zonder daarbij lager te mogen gaan dan het aan de persoon met een overmatige schuldenlast verschuldigde levensminimum.
- Als in de collectieve schuldenregeling niet wordt afgeweken van de regel dat de gezinsbijslag niet vatbaar is voor beslag en de gezinsbijslag dus niet wordt gebruikt om de schuldeisers te betalen, moet de schuldbemiddelaar logischerwijze de kinderbijslagfondsen ontslaan van de verplichting om de gezinsbijslag aan hem te betalen, verplichting die is ontstaan bij de betekening van de beschikking van toelaatbaarheid.
4. Regels die zowel voor de minnelijke als voor de gerechtelijke aanzuiveringsregeling van toepassing zijn (art. 1675/14 - 15 Ger. W.)
- De schuldbemiddelaar houdt toezicht op de uitvoering van de regeling.
- De persoon met een overmatige schuldenlast moet de schuldbemiddelaar op de hoogte brengen van elk nieuw feit dat een aanpassing of herziening van de regeling vereist: dat hij recht verkrijgt op kinderbijslag of dat hij een kennisgeving van ten onrechte betaalde kinderbijslag heeft ontvangen nadat de collectieve schuldenregeling is aangenomen zijn nieuwe feiten aangezien ze een weerslag hebben op het vermogen van de persoon met een overmatige schuldenlast.
- De beslagrechter - die ofwel de minnelijke aanzuiveringsregeling heeft gehomologeerd ofwel de gerechtelijke aanzuiveringsregeling heeft opgelegd - blijft bij de zaak betrokken gedurende de uitvoering van de regeling:
- hij is bevoegd voor de aanpassing of de herziening van het plan als zich nieuwe feiten voordoen, op verzoek van de schuldenaar, van de schuldbemiddelaar of een betrokken schuldeiser, door middel van een eenvoudige schriftelijke verklaring ingediend op of gezonden naar de griffie. Die mogelijkheid is van bijzonder belang voor een vergeten kinderbijslagfonds/schuldeiser (cf. punt 3.2.2 hiervoor) van wie de schuld niet opgenomen was in de regeling en die op die manier de vordering kan doen gelden in het kader van de collectieve regeling.
- hij kan de beschikking van toelaatbaarheid herroepen en ook de regeling in de loop van de uitvoering ervan, met name als blijkt dat de persoon met een overmatige schuldenlast te kwader trouw heeft gehandeld tijdens de procedure of zijn onvermogen heeft bewerkt. In dat geval zijn de schuldenaars, ieder voor wat hem betreft, opnieuw vrij om tegen de schuldenaar op te treden met het oog op de terugvordering van het saldo van hun schuldvordering.
- In geval van gedeeltelijke vrijstelling van de schuld in hoofdsom kan de schuldeiser nog gedurende vijf jaar na de uitvoering van de regeling de zaak aanhangig maken bij de beslagrechter als de schuldenaar op bedrieglijke wijze goederen of inkomsten verborgen heeft gehouden gedurende de procedure. De kwijtschelding kan dan herroepen worden en de schuldenaars kunnen, ieder voor wat hem betreft, het kwijtgescholden gedeelte van hun schuldvordering terugvorderen.
5. Wat te doen als ten onrechte betaalde kinderbijslag door de rechter gedeeltelijk wordt kwijtgescholden in hoofdsom?
Zoals reeds gezegd onder punt 3.3. mag een fonds, afgezien van uitzonderingen, zich niet akkoord verklaren met een minnelijke collectieve schuldenregeling die het bedrag van de ten onrechte uitgekeerde gezinsbijslag die het terugvordert, verlaagt.
In geval van een gerechtelijke aanzuiveringsregeling die voorziet in de gedeeltelijke kwijtschelding van een dergelijke schuld in hoofdsom, worden de fondsen verzocht de beslissing van de rechter te aanvaarden, wat betekent dat het debet moet aangerekend worden op het reservefonds. De terugvordering van het door de beslagrechter geannuleerde gedeelte van de schuld moet in dat geval als technisch onmogelijk beschouwd worden (art. 91 of 106 GW).
De aanrekening is echter maar definitief als later de regeling of de kwijtschelding van schulden (nadat het plan is uitgevoerd) niet wordt herroepen.