De maatregelen die een onherroepelijke impact op de financiële situatie van de debiteur kunnen hebben moeten opgeschort worden bij een aanvraag tot verzaking aan de terugvordering van de schuld.
Zo mag geen beslag op roerende en onroerende goederen worden gelegd tussen het moment waarop een aanvraag tot verzaking wordt ingediend en de datum waarop een beslissing over die aanvraag wordt genomen.
Voor de derdenbeslagen moeten de kinderbijslaginstellingen de volgende procedure volgen:
- Als een kinderbijslaginstelling een aanvraag tot verzaking ontvangt, verstuurt ze samen met de ontvangstbevestiging van de aanvraag een formulier naar de aanvrager om zijn bestaansmiddelen en de bestaansmiddelen van zijn eventuele echtgeno(o)t(e) of partner waarmee hij samenwoont te weten te komen.
- Op basis van die gegevens kan de kinderbijslaginstelling bepalen of de debiteur, na controle van zijn solvabiliteit, in aanmerking komt voor een volledige verzaking aan de terugvordering.
- In dat eerste stadium van de procedure worden de derdenbeslagen behouden of opgeschort naargelang de grootte van de bestaansmiddelen.
De bedragen die ingehouden zijn tussen het moment van de aanvraag om verzaking en de toekenning van een volledige verzaking moeten bovendien aan de aanvrager terugbetaald worden.