Voorwaarden
- De ouders wonen niet samen;
- De bevoegde rechter kent het ouderlijke gezag exclusief toe aan één ouder;
- Het kind woont effectief bij die ouder.
Controlemiddelen
- Er is een vonnis, een arrest (hoger beroep) of een door de rechter bekrachtigde overeenkomst;
De kinderbijslaginstellingen hebben niet de nodige middelen om de geldigheid (authenticiteit, vertaling, verificatie van de procedure en de inhoud) na te gaan van een buitenlands vonnis dat het ouderlijke gezag exclusief aan één ouder toewijst.
De instellingen moeten dus alleen rekening houden met beslissingen van Belgische rechters die een buitenlands vonnis erkennen en uitvoerbaar verklaren in België.
- De kinderbijslaginstelling gaat uit van het vermoeden dat de ouder aan wie het exclusieve ouderlijke gezag is toegekend, het kind opvoedt.
- De persoon die het kind werkelijk opvoedt, kan hiervan het tegenbewijs leveren.
Indien de voorwaarden niet vervuld zijn
De persoon die het kind daadwerkelijk opvoedt, is de rechthebbende en de bijslagtrekkende.
Aandachtspunten
1. De ouderschapsregeling moet voor elk kind afzonderlijk vastgesteld worden.
2. Een omzetting naar co-ouderschap met eventueel gelijkmatig verdeelde huisvesting wordt in principe bewezen door een nieuwe rechterlijke beschikking of een door de rechter bekrachtigd akkoord.
Het Hof van Cassatie heeft in een arrest van 25 februari 2008 echter gesteld dat de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijke gezag niet noodzakelijkerwijze gerechtelijk moet zijn vastgesteld.
Het vermoeden van co-ouderschap geldt immers als algemene regel.
Dit impliceert dat ook de omzetting van de exclusieve uitoefening van het ouderlijke gezag in co-ouderschap niet moet worden bewezen, maar kan blijken uit de feiten.