(...)
Artikel 3.
(...)
(Lid 8). Onder de door de Koning te bepalen voorwaarden, kan het overgangsverlof of eventueel een gedeelte ervan worden vervangen door een gelduitkering die gelijk is aan het bedrag van de wedde en van de gezinsbijslag, waarop de in artikel 2 bedoelde personeelsleden hadden kunnen aanspraak maken voor de duur van het overgangsverlof of van het gedeelte dat nog moest lopen.
(Lid 9). De personeelsleden waarvan het overgangsverlof aldus geheel of gedeeltelijk door een uitkering vervangen wordt, behouden voor een tijdspanne die overeenstemt met deze van de totale duur van het overgangsverlof, het recht op tussenkomst in de kosten voortvloeiende uit geneeskundige zorgen.
(...)
(Lid 12). Het bepaalde in artikel 18, § 1, 2°, van de wet van 6 maart 1925 betreffende de cumulaties en in artikel 4 van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 houdende wijziging van het regime der rijkspersoneelsbezoldiging, alsmede het bepaalde in artikel 60 van de bij koninklijk besluit van 19 december 1939 gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders is niet toepasselijk op de in het achtste en in het negende lid van dit artikel bedoelde uitkering (1).
(...)
Art. 25. § 1.
(Lid 1). De regelingen inzake pensioenen, renten, uitkeringen en gezinsbijslagen toegekend als aanvulling van het pensioen, zoals die voortvloeien uit de op 30 juni 1960 van kracht zijnde wettelijke bepalingen welke betrekking hebben op de leden van het beroepspersoneel der Kaders in Afrika en op hun rechtverkrijgenden, zijn van toepassing op de leden van dat personeel die hun dienst vóór die datum definitief hebben neergelegd alsook op hun weduwe en wezen.
(Lid 2). Die regelingen zijn eveneens van toepassing op de leden van het beroepspersoneel van de Kaders in Afrika die hun dienst na 29 juni 1960 definitief hebben neergelegd om één der in artikel 2 opgesomde statutaire redenen, alsook op hun weduwe en wezen.
(....)
(Lid 4). Het bepaalde in artikel 18, § 1, 2°, van de wet van 6 maart 1925 betreffende de cumulaties, in artikel 4 van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 houdende wijziging van het regime der rijkspersoneelsbezoldiging, alsmede in artikel 60 van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 19 december 1939, is niet toepasselijk op de verlofuitkering verleend ter vervanging van herstelverlof en overblijvende gedeelten van herstelverlof, waarop de in het tweede lid bedoelde leden van het beroepspersoneel van de Kaders in Afrika krachtens hun statuut nog aanspraak kunnen maken (2).
(...)
----------------
(1) Aldus aangevuld door de wet van 22.7.1969 (B.S. 31.7.1969).
(2) Aldus aangevuld door de wet van 22.7.1969, (B.S. 31.7.1969).