Artikel 1. De forfaitaire bijslag bedoeld in artikel 70ter van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, is een aanvulling op de kinderbijslag verschuldigd voor het geplaatste kind.
Art. 2. Het maandelijks bedrag van de forfaitaire bijslag is vastgelegd op 45,91 euro. Dat bedrag is gekoppeld aan de spilindex 103,14 (basis 1996 = 100) en schommelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 76bis van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders.
Art. 3. De kennisgeving van de plaatsing aan de bevoegde kinderbijslaginstelling door de administratieve of gerechtelijke overheid die tussenbeide is gekomen bij de plaatsing van het kind, staat gelijk met de vaststelling dat de natuurlijke persoon die de kinderbijslag ontving onmiddellijk voor de plaatsingsmaatregel(en) getroffen met betrekking tot het kind, voldoet aan de voorwaarden voor de toekenning van de forfaitaire bijslag.
Art. 4. De bevoegde kinderbijslaginstelling beslist over de intrekking van de forfaitaire bijslag als de in artikel 3 bedoelde overheid haar er over informeert dat de bijslagtrekkende geen regelmatig contact meer onderhoudt met het kind of geen blijk meer geeft van belangstelling voor het kind.
Art. 5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.
Een kennisgeving van plaatsing als bedoeld in artikel 3 gedaan vóór 1 januari 2003, staat gelijk met de vaststelling dat de natuurlijke persoon die de kinderbijslag ontving onmiddellijk voor de plaatsingsmaatregel(en) getroffen met betrekking tot het kind, voldoet aan de voorwaarden voor de toekenning van de forfaitaire bijslag vanaf 1 januari 2003.
Art. 6. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.