Situatie
Een kinderbijslaginstelling betaalt voor een kind de kinderbijslag aan de moeder, in hoofde van de moeder omdat de vader zelfstandige is. De moeder en het kind wonen sinds geruime tijd alleen.
Op 28 mei 2001 gaat het kind bij zijn vader wonen en op 22 juni 2001 neemt de stiefmoeder van het kind contact op met de kinderbijslaginstelling met de mededeling dat het kind nu ten haar laste is.
De kinderbijslaginstelling blijft echter verder aan de moeder van het kind betalen en wacht tot de vader zelf de bijslag vraagt op 30 augustus 2001 om vanaf 1 september 2001 de bijslag aan de vader te betalen.
Advies
De opeising van de kinderbijslag dient door de vader zelf te gebeuren.
Rechtvaardiging
Wanneer de twee ouders, die niet samenwonen, het ouderlijke gezag gezamenlijk uitoefenen over een kind dat bij één van hen wordt opgevoed in de zin van artikel 374 van het Burgerlijk Wetboek, gaat men ervan uit dat ze beiden het kind opvoeden; op die manier is de moeder de bijslagtrekkende.
Art. 374 van het Burgerlijk Wetboek
Indien de vader wenst dat de kinderbijslag aan hem wordt uitbetaald dan kan hij, indien het kind bij hem gedomicilieerd is, een aanvraag indienen bij de kinderbijslaginstelling. Vanaf dat ogenblik dient hij door de kinderbijslaginstelling als bijslagtrekkende te worden beschouwd. Deze beslissing heeft haar uitwerking de eerste dag van de volgende maand.
Op 28 mei 2001 verlaat het kind het gezin van zijn moeder en gaat bij zijn zelfstandige vader wonen. Daar de vader pas op 30 augustus 2001 vraagt om de kinderbijslag zelf te ontvangen, zal zijn recht als bijslagtrekkende pas op 1 september 2001 zijn uitwerking hebben