Wie is rechthebbende voor het pleegkind?

Naar aanleiding van de zesde staatshervorming is de kinderbijslag geregionaliseerd...

De toelichtingen in ons thematisch onderdeel zijn sinds 1 januari 2019 niet meer up-to-date.

De pleegouder voedt het kind bij zich op

De pleegouder die het kind bij zich opvoedt, is de rechthebbende.

Meerdere rechthebbenden voeden het kind bij zich op

Het kind is toegewezen aan een paar en tot het gezin behoort geen enkele rechthebbende met verwantschap met het kind: de oudste van het paar is de rechthebbende.
Indien meerdere rechthebbenden het kind bij zich opvoeden geldt de devolutieorde, bepaald in Art. 64 AKBW.

met 'bij zich opvoeden' wordt in Art. 64 AKBW bedoeld: zich bij de rechthebbende bevinden. CO 919 van 18 september 1972 - Toepassing van het begrip "bij zich opvoeden", bedoeld bij Art. 64, 3de en 4de lid, GW - Tijdelijke scheiding

Art. 64 AKBW

Personen in het pleeggezin, die geen graad van verwantschap hebben met het geplaatste kind, kunnen alleen rechthebbenden zijn indien zij aangewezen werden als pleegouder of met hem een feitelijk gezin vormen conform Art. 51 § 3, 7°.

Art. 51, § , 7° AKBW

Informatienota 1986/1: - Toepassing van Art. 51, tweede lid, 8° G.W.

Informatienota 1986/14: - Art. 51, 2de lid, 8° G.W. en Art. 64, §2, A, 2° G.W. - Kind ten laste of door bemiddeling van een openbare overheid bij een particulier geplaatst terwijl twee of meer personen in de beslissing tot plaatsing zijn aangewezen om voor het kind te zorgen - Prioriteitsgerechtigde rechthebbende.

Voorbeelden met toepassing Art. 64 AKBW

Voorbeelden

Een ouder van het pleegkind is overleden: Het wezenrecht primeert conform Art. 64, §1 AKBW:

  • Het kind is toegewezen aan een paar en tot het gezin behoort geen enkele rechthebbende met verwantschap met het kind: de oudste van het paar is de rechthebbende conform Art. 64, §2 A 2° b) AKBW
  • Het kind is geplaatst bij een tante (Art. 51, §3, 3° AKBW), de oudere grootmoeder van het kind maakt ook deel uit van het gezin (Art. 51, §3, 3°): uit hoofde van de grootmoeder conform art. 64, §2, A 2° b) AKBW.
  • Het kind is geplaatst bij de grootmoeder (Art. 51, §3, 7° AKBW), de moeder van het kind (Art. 51, §3, 1° AKBW) maakt ook deel uit van het gezin: uit hoofde van de moeder conform Art. 64, §2, A 2° a) AKBW. Indien co-ouderschap uit hoofde van de vader buiten het gezin.

Art. 51  AKBW

Art. 64, §2 A 2° a) AKBW

 

Top