Tijdens het academiejaar 1985-1986 volgde de betrokken student de cursussen van de bijzondere licentie economisch recht, en werkte hij tegelijk halftijds als jonge stagiair (RVA-stage) bij bank X (dit van 16 oktober 1985 tot 15 oktober 1986).
Volgens de regels moet men ingeschreven zijn als werkzoekende om voor een dergelijke stage in aanmerking te komen, waarbij die inschrijving voor de duur van de stage gehandhaafd blijft.
Art. 12 van KB van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt, bepaalt:
"Behalve indien het gaat om een kind dat is ingeschreven als werkzoekende zoals bepaald in art. 62, §6, van de samengeordende wetten, is de winstgevende activiteit van het kind geen beletsel voor de toekenning van de kinderbijslag..."
Anderzijds bepaalt art. 4, §4 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van art. 62, §6 G.W.:
"De toekenning van de kinderbijslag ten voordele van het kind dat al de voorwaarden van de art. 1, §1, art. 2, §1 en art. 3, §1 vervult, wordt geschorst voor de volledige maand tijdens dewelke het kind een winstgevende activiteit uitoefent of geniet van een sociale uitkering, die voortvloeit uit die activiteit."
Uit die bepalingen volgt dat de uitoefening van een winstgevende activiteit door een kind dat als werkzoekende is ingeschreven, het recht op kinderbijslag in de weg staat, of dat kind nu student is of werkzoekende.
Bijgevolg is van 1 oktober 1985 tot 31 oktober 1986 ten onrechte kinderbijslag uitgekeerd.
Bron : Juridische Studiën. Ref.: E6416/Contr.
