In de concrete situatie, betreft het een 29-jarige vrouw, die (nét) voor haar 14de verjaardag definitief 70% arbeidsongeschikt werd bevonden.
Overeenkomstig art. 171bis, KB van 20 december 1963 dient zij tijdens haar tewerkstelling in de beschutte werkplaats als moeilijk te plaatsen werkloze, (verder) als uitkeringsgerechtigde werkloze beschouwd.
Over de periode dat betrokkene 70% arbeidsongeschikt en (derhalve) als moeilijk te plaatsen werkloze, effectief in een beschutte werkplaats is tewerkgesteld, ook al geniet zij daarbij verder van de werkloosheidsuitkeringen, is zij rechtgevend op kinderbijslag overeenkomstig art. 63, 1° lid, 2° b G.W.
- Wordt die tewerkstelling onderbroken door ziekte, dan blijft zij rechtgevend op kinderbijslag onder de voorwaarden, vermeld in art. 63, 1° lid, 2°, d en g; de ziekte moet op zichzelf een ongeschiktheid van 66% met zich meebrengen, dus onderscheiden zijn van de oorspronkelijke mindervaliditeit van 70%.
- Ingeval van werkloosheid Cà een periode van tewerkstelling in een beschutte werkplaats, is een persoon rechtgevend op kinderbijslag, onder de voorwaarden, vermeld in art. 63, 10 lid, 2° e of f; de werkloosheidsuitkeringen dienen dus voort te vloeien uit de tewerkstelling in de beschutte werkplaats.
Voor de moeilijk te plaatsen werkloze, is de toepassing van art. 63, 1° lid, 2°, e of f evenwel zuiver theoretisch.
Inderdaad, tijdens de tewerkstelling in de beschutte werkplaats is een moeilijk te plaatsen werkloze reeds uitkeringsgerechtigde werkloze (de werkloosheidsuitkering + opleg wordt hem betaald door de beschutte werkplaats, die daarvoor door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening wordt vergoed..) Ingeval van werkloosheid na een periode van effectieve tewerkstelling in een beschutte werkplaats, wordt de werkloosheidsuitkering zonder opleg, verder toegekend door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
Dit leidt tot de conclusie, dat de moeilijk te plaatsen werkloze die terug effectief werkloos wordt na een periode van tewerkstelling in een beschutte werkplaats niet kan ondergebracht worden in de categorieën van art. 63, 1° lid, 2°, e of f.
Met toepassing van art. 63, 2° lid G.W. kan hij derhalve niet in aanmerking komen als rechtgevend persoon op kinderbijslag.
Bron: Juridische Studiën. Ref.: E6325/BK.1