De vraag wordt gesteld hoe de kinderbijslag moet worden berekend voor gehandicapten die met een beschutte werkplaats een arbeidsovereenkomst in deeltijdarbeid hebben gesloten, in het geval dat ons bezighoudt, twee dagen van 8 uren en een halve dag van 4 uren. De dagen zonder activiteit worden niet door de sector werkloosheid gedekt maar er is recht op inhaalrust naar rato van een halve dag per maand.
Antwoord van de Juridische Studiën dd. 6 juli 1988. Ref.: E8236/Contr. (uittreksel)
a. Wetgeving van toepassing op gehandicapten van minstens 21 jaar op 1 juli 1987.
3. Art. 63, lid 1, 2°, vroegere b G.W. voorziet in de toekenning van kinderbijslag ten behoeve van het kind dat ten minste 6 ongeschikt is, wanneer het in een beschutte werkplaats arbeidt als bedoeld in KB van 5 juli 1963 (betreffende de sociale reclassering van gehandicapten).
4. Art. 3 van KB van 10 maart 1964 (tot vaststelling van de voorwaarden waaraan een mindervalide kind moet voldoen om kinderbijslag te genieten bij toepassing van art. 47 G.W.) geeft aan dat het gehandicapte kind, met name om de bijkomende bijslag voor gehandicapte kinderen te genieten, moet voldoen aan de voorwaarden gesteld in art. 62 G.W. (uitgezonderd leeftijdsgrens) of in art. 63 G.W. Op grond van art. 5 van gemeld besluit, kan de bijkomende bijslag niet worden verleend wanneer de gehandicapte een activiteit uitoefent die aanleiding geeft tot verzekeringsplicht t.a.v. een van de sociale zekerheidsregelingen, tenzij het gaat om, 'onder andere, een gehandicapte die in een beschutte werkplaats werkzaam is 'als bedoeld bij art. 63, lid 1, 2°, vroegere b G.W.
b. Wetgeving van toepassing op gehandicapten die op 1 juli 1987 nog geen 21 jaar waren.
5. Het nieuwe art. 63 G.W. en het uitvoeringsbesluit ervan maken geen gewag van een tewerkstelling in een beschutte werkplaats.
6. Art. 5 van KB van 12 november 1987 (tot vaststelling van de voorwaarden waaraan een gehandicapt kind moet voldoen om kinderbijslag te genieten bij toepassing van art. 47 G.W.)bepaalt dat de bijkomende bijslag niet wordt verleend aan de gehandicapte van wie de activiteit aanleiding geeft tot verzekeringsplicht t.a.v. een van de sociale zekerheidsregelingen, tenzij deze activiteit met name wordt uitgeoefend in het bestek van een arbeidsovereenkomst die is gesloten met een beschutte werkplaats erkend krachtens de wetgeving de sociale reclassering van de gehandicapten betreffende.
c. Ontwikkeling
7. Art. 47 van het KB van 5 juli 1963 (betreffende de sociale reclassering van de gehandicapten) bepaalt dat gehandicapten in beschutte werkplaatsen kunnen werkzaam zijn, die zijn opgericht door het FSRH of erkend door het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, en zulks voor zover die werkplaats aan bepaalde vereisten voldoet (zie art. 47 en art. 48 van eerder gemeld KB van 5 juli 1963).
8. Daarnaast regelt art. 5 van het ministerieel besluit van 19 februari 1965 (houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van het bedrag en van de modaliteiten voor betaling van de uitkeringen en het aanvullend loon voorzien ten gunste van de mindervaliden die een beroepsopleiding, omscholing of herscholing doormaken) het probleem van het bedrag van de vergoeding die als loon dienstig is, door verwijzing naar een vaste wekelijkse werktijd. Uit dit artikel komt naar voren dat de werktijd van de gehandicapte over het algemeen ten minste 20 uur duurt maar niet minder mag bedragen (zie gemeld art. 5, §1, lid 1 en 2).
9. Op grond van een en ander mag dus gezegd worden dat de arbeidsovereenkomst van de gehandicapte in eerder welke werktijd per week mag voorzien voor zover hij voldoet aan de vereisten bepaald in de wetgeving inzake gehandicapten en hun sociale reclassering of heraanpassing.
10. Opmerking verdient verder dat noch het koninklijk besluit tot uitvoering van art. 47 (nieuw of oud) noch het vroegere artikel 63 naar enige werkrooster verwijzen, die bepalingen betreffen immers enkel de tewerkstelling in een beschutte werkplaats.
11. Bijgevolg komt het ons voor dat voor zover de gehandicapte in een beschutte werkplaats werkt als bedoeld in art. 47 van KB van 5 juli 1963 en dat die activiteit wordt uitgeoefend binnen het bestek van een arbeidsovereenkomst die conform de wetgeving inzake de sociale reclassering en de heraanpassing van gehandicapten is en die met die werkplaats is afgesloten, hij verder de bijkomende bijslag moet trekken als bepaald in art. 47 G.W. en/of de kinderbijslag op grond van art. 63 G.W. en zulks ongeacht zijn werktijden.
Het vraagstuk of die bijslag forfaitair maandelijks of dagelijks is, hangt dus af van de werkzaamheid van de rechthebbende en niet van die van de rechtgevende op de kinderbijslag.