Een feitelijk gescheiden levende vrouw, +6 maanden volledig uitkeringsgerechtigde werkloze, wordt vanaf 1 oktober 1986 tewerkgesteld als tewerkgestelde werkloze bij de Regie der Posterijen. Vanaf die datum is zij gerechtigd op de kinderbijslag tegen de gewone schaal (40/42).
Op 10 februari 1987 wordt ze ziek en vanaf 3 maart 1987 ontvangt ze ziektevergoeding van de mutualiteit.
Haar contract als tewerkgestelde werkloze wordt niet verbroken.
Welk barema moet er onverminderd art. 48 G.W. worden toegekend tijdens de ziekteperiode, nl. verder schaal 40/42 of schaal 42bis indien aan de voorwaarde van rechthebbende met personen ten laste is voldaan.
Antwoord van de Directie Juridische Studiën dd. 26 september 1988. Ref. E8332/Div.D (uittreksel)
Overeenkomstig art. 56, §1, laatste lid G.W., is de kinderbijslag verschuldigd tegen de bedragen en onder de voorwaarden bepaald in art. 42bis voor de door ziekte of ongeval getroffen werknemer die de voorwaarden van zes maanden volledige werkloosheid in de zin van dit artikel vervult.
De tewerkgestelde werkloze behoudt het statuut van volledig vergoede werkloze. Zijn statuut werkt louter opschortend wat betreft het voortduren van de periode van meer dan 6 maand werkloosheid : voor de dagen waarop hij niet tewerkgesteld is, is art. 42bis opnieuw van toepassing (zie brief van het Ministerie van Sociale Voorzorg aan het kinderbijslagfonds A, punt 2.h).
Vermits de tewerkstelling als werkloze enkel een opschorting is, menen wij dat, op het ogenblik dat betrokkene ziek wordt, de voorwaarden, vereist in art. 56, §1, laatste lid G.W., voldaan zijn, zodat de schaal 42bis kan toegekend worden tijdens de ziekteperiode.
Het feit dat de ziekteperiode, overeenkomstig art. 169bis van KB van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid, gelijkgesteld wordt met een periode van tewerkstelling, doet o.i. niet ter zake.
Elke ziekteperiode, bedoeld in art. 56 G.W., wordt immers met werkelijk volbrachte arbeidsdagen gelijkgesteld (art. 41, tweede lid G.W.).