Art. 2, 1e lid, 1° van het KB 228 bepaalt dat de vermindering toch moet gebeuren op de rechthebbende volgens art. 56, §1 en art. 56, §2 G.W. "voor de dagen van arbeidsongeschiktheid bedoeld in art. 41, 2e lid, h G.W. en voor de dagen voor dewelke de rechthebbende een volledige bezoldiging ontvangt".
Anderzijds zijn de dagen voorzien in art. 41, 2e lid, h "de dagen voor dewelke de werknemer in geval van arbeidsongeschiktheid recht heeft op zijn normaal loon, op een gedeelte ervan of ...".
Vraag is dan of de dagen van gedeeltelijke werkhervatting met toestemming van het ziekenfonds, zodat de werkongeschiktheid verder op 66% erkend blijft, bedoeld zijn in art. 41, 2e lid, h, G.W. zodanig dat de in KB 228 voorziene inhouding dient te gebeuren.
Antwoord van de Juridische Studiën dd. 29 mei 1989. Ref.: E999/K33 (uittreksel)
In verband met de zieke werknemer die gedeeltelijk het werk hervat met toestemming van de geneesheer-adviseur van het ziekenfonds, menen wij te kunnen stellen dat deze werknemer niet onderworpen is aan de tijdelijke vermindering van de kinderbijslag.
Immers, de dagen bedoeld in art. 41, tweede lid, h G.W. zijn de dagen waarvoor de arbeidsongeschikte werknemer recht heeft op zijn normaal loon of een gedeelte ervan krachtens de wetgevingen en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de toekenning van een gewaarborgd loon. Elke zieke werknemer heeft gedurende een bepaalde periode recht op het behoud van zijn volledig loon, ook indien hij geen arbeid verricht.
Met de arbeidsongeschikte rechthebbenden die een volledige bezoldiging ontvangen, worden het Rijkspersoneel en het personeel van de openbare diensten bedoeld (zie CO 1179 van 23 juni 1987, p. 12).
Wij menen dan ook dat het loon, dat een arbeidsongeschikte werknemer ontvangt ingevolge werkhervatting, niet bedoeld wordt met het loon, voorzien in art. 41, tweede lid, h, G.W., noch met het begrip "volledige bezoldiging", zoals bedoeld in art. 2, 1° van het KB nr 228.
De werknemer die minstens 66% arbeidsongeschikt is, blijft rechthebbende op de maandelijkse forfaitaire kinderbijslag krachtens art. 56, §1 en art. 56, §2 G.W., ongeacht het feit dat hij een toegelaten winstgevende activiteit uitoefent.
Art. 2, 1° van KB nr 228 van 9 december 1983 bepaalt dat de vermindering niet van toepassing is op de rechthebbende krachtens art. 56, §1 en 2, behalve voor de dagen van arbeidsongeschiktheid, bedoeld in art. 41, tweede lid, h, en voor de dagen voor dewelke de rechthebbende een volledige bezoldiging ontvangt.
Aangezien laatstgenoemde uitzondering niet van toepassing is op de in casu bedoelde werknemer, volgt hieruit dat deze niet onderworpen is aan de inhouding.