Sommige werklozen aanvaarden een deeltijdse betrekking om aan de werkloosheid te ontsnappen en kunnen zich beroepen op de toepassing van art. 171octies van het KB van 20 december 1963 betreffende de arbeidsvoorziening en werkloosheid.
Indien echter het referteloon is overschreden kunnen zij geen werkloosheidsuitkeringen meer genieten.
De vraag die zich stelt is te weten of de uitsluiting van het recht op werkloosheidsuitkeringen een beletsel is voor de toekenning van de kinderbijslag.
Indien de persoon in kwestie onvoldoende uren of dagen werkt kan hij op grond van deze tewerkstelling geen recht op (forfaitaire) kinderbijslag openen.
Als dan zou de eventueel niet-vergoede werkloosheid in aanmerking kunnen worden genomen, voor zover hij niet vergoed en werkloos is ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil in de zin van de betrokken reglementeringen voor elke niet vergoede werkloosheidsdag met uitsluiting van de dagen waarvoor een beletsel is rekening houdend met art. 4 van het voormeld KB van 14 augustus 1987.
De RVA werd dan ook verzocht mee te delen, rekening houdend met wat voorafgaat, of voor de dagen waarvoor de werkloze geen aanspraak kan maken op kinderbijslag conform art. 171octies van het KB van 20 december 1963 een beletsel bestaat op grond van een andere bepaling of een ander artikel waardoor geen recht op kinderbijslag zou bestaan.
Antwoord dd. 2 maart 1990. Ref.: 300 KBS/561/AL van de RVA. (uittreksel)
In antwoord op uw schrijven van 1 februari l.l. zal ik U eerst de vergoedbaarheidsbepalingen van de werkloosheidsreglementering toelichten die gelden t.a.v. de deeltijdwerkers om aan de werkloosheid te ontsnappen.
Overeenkomstig art. 171octies, §1, 1e lid, 1°, b, van het KB van 20 december 1963 kunnen de deeltijdwerkers om aan de werkloosheid te ontsnappen geen aanspraak maken op werkloosheidsuitkeringen voor de uren van inactiviteit indien hun dienstbetrekking normaal gemiddeld een maandloon opbrengt dat het refertemaandloon bereikt. Dit is eveneens het geval voor de deeltijdwerkers wier arbeidscyclus normaal gemiddeld meer bedraagt dan drie vierden van de voltijdse arbeidsregeling.
Voor deze laatste categorie van deeltijdwerkers stellen zich wellicht geen problemen t.a.v. de kinderbijslagwetgeving aangezien zij voldoende uren werken om het recht op kinderbijslag te openen of te handhaven.
Voor de eerste categorie, nl. de deeltijdwerkers die meer verdienen dan het referteloon, kan onderzocht worden of punt 2.2. mogelijkheid F van onze onderrichting 300 KBS/4247/AL/CS van 4 november 1987, opgenomen in uw CO 1200 van 17 december 1987, van toepassing is. De aldaar vermelde uitsluitingsgronden zijn immers niet limitatief opgesomd. Wel wordt door art. 4 van het KB van 14 augustus 1987 tot bepaling van de toekenningsvoorwaarden van de gezinsbijslag in hoofde van de werklozen "vereist dat de betrokken werkloze:
- ingeschreven is als werkzoekende, behoudens vrijstelling.
- zich onderwerpt aan de gemeentelijke controle, behoudens vrijstelling.
- werkloos is ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil.
- het recht op kinderbijslag niet opent in een andere hoedanigheid.
De betrokken werklozen beantwoorden aan de sub 2 t.e.m. 4 vermelde voorwaarden doch zijn meestal niet meer ingeschreven als werkzoekende. Indien zij hun inschrijving als werkzoekende toch hebben behouden is de mogelijkheid F. op hen van toepassing en kan de uitbetalingsinstelling op de C 3.4-kaart of de vervangende gegevensdrager de vermelding "Vrijstelling - art. 77quater MB" aanbrengen.