De kinderbijslagfondsen worden steeds meer geconfronteerd met moeilijkheden wat betreft de correcte toepassing van de administratieve richtlijnen in geval van beurtouderschap en hoofdzakelijk wanneer feitelijk of wettelijk gescheiden ouders op hun beurt met iemand, hetzij werknemer of zelfstandige, die ook kinderen heeft, gaan samenwonen.
Heeft de domiciliëring van de kinderen hier belang ? Dient voor de bepaling van de rangorde van de kinderen rekening gehouden te worden met enkele of alle kinderen, in het gezin van de vader of van de moeder?
Moet er rekening worden gehouden met de wijze waarop het beurtouderschap wordt uitgevoerd?
Twee gevallen werden voorgelegd.
- In het eerste geval zorgen, op grond van een onderlinge afspraak wettelijk gescheiden ouders in de loop van de maand beurtelings voor hun kinderen. Het betreft hier een blijvende situatie. De twee kinderen zijn op het adres van de moeder ingeschreven. Sedert 25 juli 1991 vormt de moeder samenwoonst, en verblijven tevens twee kinderen van haar bijzit in het gezin.
Dient voor de bepaling van de rangorde van de kinderen rekening gehouden te worden met vier kinderen?
- In het tweede geval is een gezin als volgt samengesteld:
man (loontrekkende), vrouw (zonder beroep) en 4 kinderen. Op een bepaald ogenblik gaan ze gescheiden leven en opteren voor een opvoeding volgens het systeem van co-ouderschap. De kinderen verblijven afwisselend 2 per 2 wekelijks zowel bij de vader als bij de moeder. Dit wil zeggen elk van de ouders voedt steeds 2 kinderen op. Na verloop van tijd gaan zowel de vader als de moeder samenwonen met een zelfstandige die eveneens kinderen ten laste hebben.
Wat met betrekking tot de rang met de kinderen yan de bijzit (zowel wat betreft de vader als de moeder) en heeft de domiciliëring van de kinderen hier belang?
Twee van de kinderen ingeschreven bij de vader, de andere twee bij de moeder sedert feitelijke scheiding.
Zou er een andere beslissing getroffen worden indien de 4 kinderen afwisselend bij de moeder als bij de vader worden opgevoed?
In beide gevallen wordt de kinderbijslag aan de moeder hoofdens de prestaties van de vader uitbetaald.
Op welke wijze moeten de twee concrete voorbeelden worden opgelost?
Antwoord van de Directie Juridische Studiën, dd. 6 juli 1992. Ref.: E2237/K43/MDP/HB en E2238/K48 MDP/HB (uittreksels)
De kinderbijslagwetgeving kent geen specifieke bepalingen met betrekking tot het beurtouderschap. De algemene regelen blijven dus van toepassing.
Bij beurtouderschap gaat men er fictief van uit dat de gescheiden ouders, samen met hun kinderen nog steeds 1 groot gezin vormen. In deze optiek is de plaats waar de kinderen gedomicilieerd zijn, van geen belang.
Het feit dat de kinderen niet tegelijkertijd bij 1 van de ouders verblijven, is evenmin van belang.
Eerste geval
In de geschetste concrete situatie is de vrouw bijslagtrekkende voor de 4 kinderen.
Krachtens art. 42, 3de lid G.W. mogen alle kinderen opgevoed in het gezin van de bijslagtrekkende gegroepeerd worden, ook al zijn er meerdere rechthebbenden. In casu zijn er 2 rechthebbenden: de ex-echtgenoot voor 2 kinderen en de bijzit voor zijn 2 kinderen.
Concreet, betekent dit dat voor de bepaling van de rangorde van de kinderen rekening gehouden moet worden met vier kinderen.
Zo later in het nieuwe gezin van de vrouw een gemeenschappelijk kind geboren zou worden, zou er voor de bepaling van de rangorde rekening gehouden moeten worden met 5 kinderen.
Tweede geval
Er mag dus aan de moeder een 1ste, 2de, 3de en 4de rang betaald worden uit hoofde van de prestaties van de wettelijke vader.
In het nieuwe gezin van de moeder mogen alle kinderen gegroepeerd worden (toepassing art. 42, 4de alinea). Dit betekent dat voor de bepaling van de rangorde van de kinderen van dit gezin rekening gehouden moet worden met de 4 kinderen uit haar vorig huwelijk en met de kinderen van de bijzit.
Daar de groepering echter gebeurt rond de bijslagtrekkende vrouw, mag in het nieuwe gezin van de vader slechts rekening gehouden worden met de kinderen van de zelfstandige bijzit. De rechthebbende in dit nieuwe gezin van de man is de bijzit daar zij als zelfstandige ouder voorrang heeft op de werknemer niet-ouder (MO 508, blz. 5, punt b).
Deze oplossing kan er in de praktijk toe leiden dat de vader van de kinderen, opgevoed in co-ouderschap, financieel benadeeld wordt.
Hij verliest immers het voordeel van de groepering met de kinderen in zijn nieuw gezin. Dit financieel verlies kan vermeden worden indien beide ouders onderling overeenkomen dat een deel van de kinderbijslag die de moeder ontvangt, doorgestort wordt aan de vader. Dergelijke overeenkomst valt echter buiten het strikte kader van de kinderbijslagwetgeving.