Een praktisch toepassingsgeval van de informatienota 1986/13 werd besproken tijdens de overlegvergadering van 4 maart 1993 (Ministerie van Sociale Voorzorg - RKW):
- het kind X woonde bij zijn moeder, mevrouw Y, tot op 24 december 1986. Sedertdien wordt hij opgevoed door zijn tante en zijn oom, waarbij mevrouw Z moet beschouwd worden als bijslagtrekkende.
- naar aanleiding van een scheidingsprocedure ingezet door mevrouw Y tegen haar echtgenoot duidde de rechter van te voren mevrouw Y aan als bijslagtrekkende. Deze beslissing werd op 28 april 1988 per gerechtsdeurwaardersexploot betekend aan de nieuwe instelling die tussenkomt uit hoofde van de heer Q, de oom van het kind, echtgenoot van mevrouw Z.
Indien men de informatienota 1986/13 strikt toepast moet men inderdaad de kinderbijslag betalen aan de bijslagtrekkende aangeduid door een gerechtelijke beslissing in het raam van een scheidingsprocedure, voor zover de beslissing werd betekend per gerechtelijk exploot.
Men kan zich evenwel afvragen of men de informatienota 1986/13 moet toepassen in een situatie waar een van de (ex-)echtelieden door de rechter is aangeduid als bijslagtrekkende, maar waar na een zekere tijd het kind opgevoed wordt door een andere persoon die niet een van de ouders is.
Moet men m.a.w. een rechterlijke beslissing betreffende kinderbijslag in het raam van een (echt)scheidingsprocedure beschouwen als een beslissing die enkel geldt ten opzichte van (ex-)echtelieden onderling?
Antwoord van het Overlegcomité, notulen van de vergadering van 4 maart 1993. Ref.: D/4.1bis/3/MDS:
In de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor werknemers is de gezinssituatie bepalend voor de betaling van de kinderbijslag aan de bijslagtrekkende (art. 69).
Als ouders uit elkaar gaan - feitelijke scheiding of echtscheiding - kunnen de kinderbijslaginstellingen moeilijkheden ondervinden bij de toepassing van de wet. Het kan zijn dat de ouders zelf afspreken bij wie de kinderen verblijven. Het is ook mogelijk dat de rechtbank een uitspraak doet over het ouderlijk gezag en de bezoekregeling. Het gebeurt zelfs, uitzonderlijk, dat de rechter met name de persoon aanwijst aan wie de kinderbijslag uitgekeerd moet worden.
In hoeverre zijn de kinderbijslaginstellingen gebonden door een dergelijke rechterlijke beslissing, waarbij ze geen betrokken partij zijn?
Uit een strikt juridisch oogpunt zijn maar twee instanties bevoegd voor het aanwijzen van de bijslagtrekkende in het kader van art. 69, te weten de arbeidsrechtbank (bijzondere bevoegdheid art. 580 van het Gerechtelijk Wetboek) en de rechtbank van eerste aanleg (algemene bevoegdheid, art. 558 van het Gerechtelijk Wetboek). Daarnaast komt het voor, bij huwelijksmoeilijkheden die uitlopen op feitelijke scheiding of een echtscheidingsprocedure, dat de vrederechter (art. 223 van het Burgerlijk Wetboek) of de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, rechtsprekend in kort geding, (art. 1280 Gerechtelijk Wetboek) een uitspraak doet over de toewijzing van het ouderlijk gezag en het onderhoudsgeld, en ook de persoon aanwijst aan wie de kinderbijslag verleend moet worden, De rechter spreekt zich dan echter niet ten gronde uit over de toepassing van art. 69 maar enkel over de betalingsregeling tussen de ex-echtgenoten die partij zijn in de procedure.
Zo is in de informatienota's 1986/13 van 2 juni 1986 en 1992/11 van 1 september 1992 terecht gesteld dat de bevoegde kinderbijslaginstelling de kinderbijslag moet uitkeren aan de in de rechterlijke beslissing aangewezen persoon, voor zover ze officieel in kennis gesteld is van die beslissing (door de griffie of een deurwaarder, naar gelang van het geval), zelfs als niet die persoon maar wel degelijk de andere ex-echtgenoot de kinderen werkelijk opvoedt, en wel zolang de beslissing niet teniet is gedaan door een van latere datum. Zolang ze niet in kennis gesteld is van de beslissing, betaalt de instelling op geldige en ontheffende wijze aan de wettelijke bijslagtrekkende (art. 69).
Ter voorkoming van misverstanden moeten bovenvermelde informatienota's bijgeschaafd en aangevuld worden:
Zodra het kind werkelijk grootgebracht wordt door een andere persoon dan de ex-echtgenoot, m.a.w., door iemand die geen. partij was in de procedure (bijvoorbeeld de grootvader, broer, zuster) en ook als het meerderjarig kind alleen gaat wonen en bijslagtrekkende wordt voor zichzelf, is er niet langer reden om rekening te houden met de rechterlijke beslissing, die uitsluitend de situatie tussen de ex-echtgenoten regelde, zodat de kinderbijslag van dan af verschuldigd is aan de wettelijke bijslagtrekkende (art. 69).